Aanpassingen SSRP Criteria maart 2019
Er zijn in een aantal artikelen wijzigingen doorgevoerd. Hieronder worden deze artikelen met de nodige toelichting puntsgewijs opgenoemd.
We zijn samen met Hans Voskuil tot de conclusie gekomen dat de laatste wijzigingen op de Criteria in augustus 2017 niet helemaal compleet en goed geformuleerd waren. We hebben een verduidelijking geformuleerd van de meetpunten voor het bepalen van de lengte van de kluiverboom, mede bepalend voor de grootte van het zeiloppervlak. Daarnaast zijn er na een uitgebreid onderzoek in de afgelopen jaren, aanvullende bepalingen voor Zeeschouwen opgenomen.
Gebruikte afkortingen
In de Criteria worden allerlei afkortingen (relatie met de Meetbrieven) gehanteerd, die in hoofdstuk 7 (gebruikte afkortingen voor de beschrijving van vorm en maat van romp en zeilen) worden uitgelegd.
In deze wijzigingen wordt bijvoorbeeld de IZ waarde genoemd. Dit is de waarde van de hoogte van de mast vanaf de hommer c.q. vanaf het aangrijpingspunt van de voorstag op de mast naar beneden tot de mastbank, ter hoogte van de bovenkant boeisels. Die waarde wordt voor het verkrijgen van de Meetbrief gebruikt voor het meten en bepalen van het zeiloppervlak, m.n. voor het oppervlak van de voor-driehoek. Als we bijv. de lengte van de kluiverboom willen limiteren, is het min of meer logisch daar bij aan te sluiten. Bovendien zijn in de aanpassing nu de meetpunten aangegeven voor het bepalen van de lengte van deze kluiverboom.
Als je in de praktijk een grotere mast op je schip zet en je verhoogd daarmee de IZ waarde (die om stabiliteitsredenen beperkt is vanwege de LOA - Lengte over Alles), dan moet dus ook het berekende zeiloppervlak worden aangepast.
Uiteindelijk is het uitgangspunt het “historisch” verantwoord beeld van onze Ronde en Platbodemjachten, die we d.m.v. de criteria proberen te bewaken.
Wat is er in Maart 2019 aangepast?
De tekst van wijzigingen en aanvullingen in de Criteria worden VET (BOLD) gepresenteerd.
Aanvullende bepalingen voor Lemsteraken: Rondhouten (art. 6.1.4)
Toegevoegd:
Art. 6.1.4 De lengte van de kluiverboom LOA – KLB, indien aanwezig, dient tenminste 21,9 % van de LOA te zijn, terwijl de maximale lengte hooguit 27,9 % van de LOA mag zijn, gemeten vanaf het aangrijpingspunt van de voorstag op de steven tot aan hart schijf van de travellertalie in de top van de kluiverboom.
Aanvullende bepalingen voor Schokkers (en dus ook Vollenhovense Schokkers): Rondhouten (art. 6.1.4 en art. 6.1.5)
Art. 6.1.4 De maximale lengte van de giek wordt bepaald door de afstand tussen een denkbeeldige doorgetrokken lijn vanuit het verlengde van de achtersteven en de plaats van de lummelbout als het grootzeil is gehesen en de kraanlijn of dirk voldoende is gevierd. De minimale lengte van de giek moet gelijk of meer zijn dan 2/5e deel van de IZ lengte van de mast.
Eveneens toegevoegd:
Art. 6.1.5 De lengte van de kluiverboom LOA – KLB, indien aanwezig, dient tenminste 17,8% van de LOA te zijn, terwijl de maximale lengte hooguit 23,8% van de LOA mag zijn, gemeten vanaf het aangrijpingspunt van de voorstag op de steven tot aan hart schijf van de travellertalie in de top van de kluiverboom.
Aanvullende bepalingen voor Hoogaarzen: Rondhouten (art. 6.1.5)
Toegevoegd:
Art. 6.1.5 De lengte van de kluiverboom LOA – KLB, indien aanwezig, dient tenminste 17,2 % van de LOA te zijn, terwijl de maximale lengte hooguit 23,4 % van de LOA mag zijn, gemeten vanaf het aangrijpingspunt van de voorstag op de steven tot aan hart schijf van de travellertalie in de top van de kluiverboom.
Aanvullende bepalingen voor Zeeschouwen: (art. 4.2 en art. 6.1.5)
4.2a Rompvorm onder water
In afwijking van de LOA wordt bij de schouwen en zeeschouwen gemeten over de borden zodat van een LOB (lengte over de borden) in plaats van de LOA sprake is.
In afwijking van de definities van de LWL in de Algemene Criteria (4.1) wordt de LWL bij de schouwen en zeeschouwen als volgt gemeten en berekend:
LWL = de lengte van de waterlijn zonder de stevens. =LOB-(OV+OA)
OA= Overhang Achter, de horizontale afstand tussen het achterste meetpunt LOB en het achterste meetpunt LWL, zijnde de doorgestrookte lijn van het achterbord op de waterlijn.
OV= Overhang Voor, de horizontale afstand tussen het voorste meetpunt LOB en het voorste meetpunt LWL, zijnde het aanrakingspunt van de rompzijde vóór en het wateroppervlak.
Verder blijft voor de zeeschouwen gelden:
4.2a.1 Alle waterlijnen en verticalen hebben hun grootste breedte en diepte minimaal 7,5% van de LWL vóór het midden van de LWL.
4.2a.2 Het grootspant, tevens de plaats van de grootste breedte op de knik, moet minimaal 10% van de LWL vóór het midden van de LWL liggen.
4.2a.3 de verhouding LWL : BWL ter plaatse van het grootspant mag voor zeeschouwen met een LWL ≤ 5,20 m ten hoogste 2,7 zijn en voor die met een LWL ≥ 8,60 m ten hoogste 2,9.
Tussenliggende waarden zijn te berekenen door lineaire interpolatie middels de formule LWL / BWL = 0,06L + 2,39.
Toegevoegd:
Art. 6.1.5 De lengte van de kluiverboom LOA – KLB, indien aanwezig, dient tenminste 12,2 % van de LOA te zijn, terwijl de maximale lengte hooguit 28,2 % van de LOA mag zijn, gemeten vanaf het aangrijpingspunt van de voorstag op de steven tot aan hart schijf van de travellertalie in de top van de kluiverboom.
Laatste aanpassing Criteria: Maart 2019, nu beschikbaar als PDF
De tekst van de Criteria voor Inschrijving in het Stamboek is als PDF in te zien en te downloaden.
Archief versie: Criteria voor Inschrijving in het Stamboek - Maart 2019