Vlagvoering

Vlaggen is een vorm van etiquette, beleefdheid naar je land en je omgeving. Net als met vork en mes eten is het volstrekt overbodig, maar als je het doet probeer je het goed te doen. Als je het niet goed doet zal niemand er iets van zeggen … in je gezicht. Maar dat is dan natuurlijk niet ‘ons kent ons’. En dan hebben wij het nog gemakkelijk: denk eens aan de Engelsen met hun red ensignblue ensignen zelfs white ensign, die gevoerd mogen – nee, daar is het bijna moeten – worden al naar gelang de relatie van de schipper met de Royal Navy.

Vlaggen en Wimpels, het gebruik

Mr. Dr. T. Huitema schrijft in zijn standaardwerk "Ronde en Platbodemjachten":
De vlag is een symbool. Dit symbool dient te worden gekend en geëerbiedigd en de vlag dienovereen-komstig te worden behandeld. Onze nationale vlag is rechthoekig met ongeveer de verhouding 2 : 3. De kleuren van de drie banen, helder vermiljoen rood, wit en kobaltblauw, zijn vastgesteld bij ministeriële beschikking van 16 augustus 1949. Bij ronde en platbodemjachten dient de nationale vlag uitsluitend aan een vlaggestok op het roer te worden gevoerd; heeft het schip twee masten dan komt de natievlag in de top van de achterste mast. Dit geldt zowel wanneer het schip vaart als wanneer het stil ligt. Bij wedstrijden wordt echter de nationale vlag ingenomen. De nationale vlag behoort met zonsondergang te worden neergehaald en daarna de volgende dag pas om 8 uur te worden gehesen, tenzij de zon later opkomt. De verenigingsvlag van de Koninklijke Nederlandsche Zeil- en Roeivereeniging kan als natievlag worden gevoerd, wanneer ook de standaard dier vereniging is gehesen. Dit is aldus bepaald bij Koninklijk Besluit van 27 juni 1921. Geen der andere verenigingsvlaggen kan de nationale vlag vervangen en dergelijke vlaggen behoren derhalve niet op het roer te worden gevoerd.
Er bestaat een soort van bijgeloof dat de vlag aan de soms sterk gebogen vlaggestok met een punt in het water behoort te tippen. Wij achten dit volstrekt verwerpelijk en in feite een affront aan onze driekleur. De driehoekige verenigingsvlaggen, -wimpels of -standaards worden varende en stilliggende in de top van de mast gevoerd. Indien men lid is van meer dan een vereniging, voert men de vlag van de vereniging waarmee men zich het meest verbonden voelt, tenzij bij verblijf in de jachthaven of het vaarwater van een andere vereniging waarbij men eveneens is aangesloten. In dat geval wordt de clubvlag van de laatstgenoemde vereniging gevoerd. Tijdens wedstrijden worden clubvlaggen ingenomen en vervangen door een rechthoekige wedstrijdvlag. Doordat de clubvlag in de luwte van de mast niet altijd goed uitwaait, wordt hij wel aan een uithouder aan de masttop bevestigd. Deze uithouder is echter eigenlijk slechts bestemd voor het hijsen van een lantaarn als toplicht.
De eigenaarsvlag is een heraldische vlag, vierkant, van vrij bescheiden afmetingen. Cijfers en letters mogen daarop bij jachten niet voorkomen. De jachteigenaar is overigens vrij in de keuze van afbeelding of motief op deze vlag. Veelal wordt een toespeling gemaakt op de familienaam of de naam van het schip, eventueel is het familiewapen, geheel of gedeeltelijk, te voeren. De vlag wordt in het stuurboordswant gehesen, doch alléén bij stilliggend schip, wanneer de eigenaar aan boord is. Indien echter de eigenaar wel aan boord is, doch slechts bezoek wil ontvangen van intimi, dan vervangt hij de eigenaarsvlag door een vierkante blauwe vlag; is hij voor niemand te spreken - wie spreekt daar van een middagdutje — dan wordt een vierkante witte vlag gehesen. In de wedstrijd - wanneer geen Enkele prinsengeus - Blauw Rood Dubbele prinsengeus clubvlag mag worden gevoerd - wordt de eigenaarsvlag als wedstrijdvlag in het topje van de mast gehesen

De geus is een rechthoekig vlaggetje dat op de kluiverboom kan worden gevoerd. In de zeventiende en achttiende eeuw werden vaak zowel de enkele als de dubbele prinsengeus op oorlogsschepen gebruikt. Later kwam deze vlag in onbruik, maar in de dertiger jaren is bij KB de dubbele prinsengeus bij de Koninklijke Marine in ere hersteld en voor HM oorlogsschepen gereserveerd. Voor jachten is het derhalve bepaald onjuist deze dubbele geus te voeren en dient de enkele prinsengeus te worden gevoerd. Het Friese Statenjacht voert, zoals bekend, de Friese vlag als geus op de kluiverboom. Het bevestigen van de geus op voorsteven of botteloef achten wij niet gelukkig.
Vleugels zijn lange en smalle 'windvanen' in de top van de mast gevoerd. De kleur is rood of soms blauw, met rood-witte franje ombiesd.
Lange wimpels, die in de top van de mast worden gehesen en tot het water reiken kunnen bij passende gelegenheden worden gebruikt. Een rood-wit-blauwe wimpel kan bij alle feestelijke gebeurtenissen worden gevoerd, zowel varende als stilliggende. Een oranjewimpel mag alléén worden gevoerd bij gelegenheden waai bij leden van het Koninklijk Huis zijn betrokken. De prachtige geborduurde zijden wimpels van weleer ziet men helaas nog slechts bij hoge uitzondering. Als hoofdprijs bij wedstrijden van ronde en platbodemjachten heeft de Stichting Ronde en Platbodemjachten enige malen een fraaie, met de hand geborduurde wimpel ter beschikking gesteld. De voorstelling op deze wimpel is een gestyleerde vogelfiguur, verwant met de versiering op een tjotterroer.
Pavoiseren geschiedt bij feestelijke gelegenheden met behulp van de internationale seinvlaggen. Alléén een stilliggend schip mag pavoiseren.
Salueren geschiedt door het statig ruim half neerhalen van de natievlag. Zodra het saluut wordt beantwoord, wordt de vlag weer statig voorgehesen. Jachten salueren met de vlag alleen voor oorlogsschepen en voor schepen en jachten welke de standaard van een lid van het Koninklijk Huis voeren. Slechts bij hoge uitzondering en als blijk van bijzondere hulde kan een jacht een ander schip met de vlag groeten. Ronde en platbodemjachten, die de vlag als regel achter op het roer voeren, kunnen veelal niet behoorlijk met de vlag salueren en laten dit daarom beter na. Zij kunnen echter het eerbewijs brengen door het strijken van de fok of de nok van het grootzeil onder gelijktijdig opvieren van de schoot. Dit eerbewijs stamt uiteraard uit de zeiltijd en werd op een vierkant getuigd schip uitgevoerd door het opgijen of strijken van een of meer topzeilen. Voor het overige kan bij het passeren van twee jachten worden volstaan met de oude schippersgroet, die gelukkig nog steeds in ere wordt gehouden.

Dat bij een sterfgeval de nationale vlag halfstok wordt gehesen, is een algemeen bekende gewoonte. Soms gebruiken de schippers speciale rouwvlaggen, driehoekige vlaggen met een embleem dat varieert naar de geloofsovertuiging. In de Rooms-Katholieke rouwvlag komt een liggend wit kruis voor, in de Protestante een palmboompje. Vanzelfsprekend kunnen vissers deze vlaggen niet varen, omdat zij geen vlaggestok achterop hebben. Bij hen is daarom dit rouwteken naar de masttop getransponeerd: aan het scheerhoutje wordt een klein wit veld bevestigd met daarop in zwart geborduurd of geschilderd een treurwilg.


Waterkampioen december 1963 nummer 1114 - Oorsprong en betekenis van vlagvoering

Reeds in zeer oude tijden werden kentekens gebruikt om aan de saamhorigheid van een groep krijgers of het zich verbonden voelen met vorst, aanvoerder, land en volk uitdrukking te geven.
Sacrale voorstellingen en afbeeldingen van sterke en moedige dieren werden aan lange stokken of aan speren gebonden medegedragen in de verwachting dat zij de dragers en hun volgelingen bescherming en voorspoed zouden brengen en hen even moedig en krachtig en vreesaanjagend zouden doen zijn als de afgebeelde woeste dieren en vogels. Opgravingen hebben aangetoond dat reeds meer dan vijfduizend jaar geleden in Egypte dergelijke symbolen werden gebruikt bij veldtochten en godsdienstige plechtigheden. Ook de Assyriërs, Israëlieten, Parthen en Grieken kenden ze reeds. Bekend is dat de Parthen een draak bezigden, de Perzische koning Cyrus een gouden adelaar op een wit veld voerde, de Atheners hun geluksteken de olijf en de Thebanen de sfynx op kleine wimpels meedroegen. De Romeinen gebruikten aanvankelijk afbeeldingen van verschillende dieren, bijvoorbeeld jakhals, beer en paard; later voerden zij echter uitsluitend de adelaar op hun veldtochten mede. De oude Germanen richtten als teken van gezag en rechtsbevoegdheid een speer op, waaraan een met emblemen versierde doek was bevestigd. Ook de latere Vikingen bezaten soortgelijke vanen waarop draken en vogels waren afgebeeld.
In het tot het christendom overgegane Europa waren tot in de dertiende eeuw vlaggen en wimpels godsdienstige tekens, die niet in de strijd werden meegedragen, doch in de kerken bleven als eerbewijs voor de heiligen. Aangenomen wordt dat de Franse koning Lodewijk VI de eerste vorst is geweest die een dergelijke vlag in het veld bracht. Ook op zee werden daarna aan heiligen gewijde vlaggen gebezigd, die dan werden bevestigd aan de masten van schepen, die de naam van die heiligen droegen. Nog weer later gebruikten aanvoerders voor zich en voor hun eigen volgelingen rechthoekige vlaggen, die banieren werden genoemd. Ontvingen zij als beloning voor bewezen uitzonderlijke diensten een gebied in leen, dan richtten zij als kenteken van het wettig geschenk hun banier voor hun behuizing op. Zo werd de vlag geleidelijk symbool niet alleen voor de krijgslieden, maar ook voor volk en land. In de late middeleeuwen kende men vlaggen van verschillende afmetingen en vormen. Zo was er de strijdvlag, de banier, die voor de keizer zes, voor een koning vijf, voor een prins vier en voor adellijke veldheren drie voet in het vierkant mat. Verder kende men de banderolle - een klein soort banier - de gonfanon of strijdvaan en de gonfalon, die beide aan een dwarshout werden gevoerd, en de pennon, het lansvaantje der ridders. Verschillende van deze vlaggen en vanen werden ook op zee gevoerd, hetgeen bijvoorbeeld blijkt uit de oudste - Bourgondische - instructie voor onze vloot.
De oudste nationale vlag die nog bestaat is de Deense; deze dateert van 1219, toen koning Waldemar van Denemarken als antwoord op de gebeden van het door hem aangevoerde leger een kruis tegen de hemel zag en dit witte kruis op een rood veld als vlag invoerde. Verscheidene Europese zeevarende volken bedienden zich enige eeuwen geleden van de kleuren rood, wit en blauw in hun vlaggen. Hiervoor worden verschillende verklaringen gegeven. Sommigen zien in deze kleuren de drie standen (geestelijkheid, ridderschap en steden), anderen weer stellen dat het ter zee gebruik was de vloot in drie smaldelen te verdelen, waarbij de opperbevelhebber zich in de regel in het middelste smaldeel bevond en een witte vlag voerde, terwijl de bevelhebbers van het voorste en het achterste smaldeel respectievelijk een rode en een blauwe vlag voerden. Daarom dus zou bijvoorbeeld de Franse vlag de kleuren blauw, wit en rood bezitten en Engeland - in 1707 nog - voor de oorlogsvloot de witte, voor de reservevloot de blauwe en voor de handelsvloot de rode vlag hebben voorgeschreven.

Voor wat betreft de Nederlandse vlag

Voor wat betreft de Nederlandse vlag wordt ook nog wel gesteld, dat de drie kleuren afkomstig zouden zijn van het livrei van de graven van het Beierse huis of van het - in 1577 voor het eerst beschreven - livrei van de Prins van Oranje. In 1572 wordt voor het eerst de Prinsenvlag genoemd, een driekleur met drie tot soms echter wel tien banen toe, of ook wel effen oranje (tussen net heraldieke rood en een donker oranje kleur bestond principieel geen verschil). Eerst komt die vlag voor naast de Bourgondische en na de afzwering naast de Statenvlag (een gekroonde rode leeuw met 17, later 7, pijlen op geel veld, later een dito gele leeuw op rood veld). Pas na 1795 wordt het rood-wit-blauw als enige landsvlag aanvaard. Eerst in 1949 werden bij ministeriële beschikking de kleuren nauwkeurig bepaald en werden voor het rood vermiljoen en voor het blauw kobaltblauw, beide van een aangegeven tint en intensiteit, voorgeschreven.
Sedertdien bestaat er dus voor ons maar één nationale vlag en kan er behoudens twee uitzonderingen — geen andere vlag in haar plaats worden gebezigd. Deze twee uitzonderingen zijn : de marinereservevlag en de verenigingsvlag van de Koninklijke Nederlandsche Zeil- en Roeivereeniging. De eerste is een rood-wit-blauwe vlag met in de witte baan een anker met kroon, die op koopvaardijschepen, waarvan de gezagvoerder reserve-officier der Koninklijke Marine is, in de plaats van de nationale vlag kan worden gevoerd. De tweede is een rood-wit-blauwe vlag met in de witte baan een blauwe ruit waarin een gouden kroon boven 's konings (koning Willem III) naamcijfer (een W) eveneens in goud. Deze vlag mag slechts op jachten van leden van de „Koninklijke" in de plaats van de nationale vlag - zij werd in 1852 daarmee gelijkgesteld - worden gevoerd en slechts dan alleen wanneer tevens de clubstandaard van deze vereniging wordt gevoerd. Alle overige rood-wit-blauwe vlaggen met - meestal in de bovenhoek bij de stok - een embleem, die men wel op jachten op de voor de nationale vlag bestemde plaats ziet voeren, behoren daar niet thuis. Dit ingeslopen misbruik van het voeren als nationale vlag van wat op zijn best een verenigingsvlag is, getuigt van onwetendheid of - stote zich, die zich stoten wil - het riekt naar iets dat men zou kunnen vergelijken met de handelwijze van de parvenu, die door het zich onrechtmatig aanmeten van een blazoen meent zich zodoende een afgunstig begeerd doch daaraan niet verbonden privilege te hebben veroverd.

pdf Waterkampioen 1963 nr1114 december - Oorsprong en betekenis van vlagvoering

Sinds mensenheugenis is blijkbaar behoefte ontstaan om ook op schepen kenbaar te maken wie en wat u bent en tot welke groep u behoort. De nationale vlag is daar een sterk voorbeeld van en het gebruik ervan mag, vooral op schepen, voldoende bekend zijn. Vanuit de historie denken wij dan aan beeld en kleur om een bepaalde groep te herkennen, zoals in de Riddertijd (kruistochten) met schilden en wapens. Ook de rangen bij de legers kon je zo herkennen. In oorlogen, bij veldslagen en belegering toonde men een overdaad aan rijkdom en macht, hetgeen vooral op schilderijen van de 17e eeuwse zeeslagen nadrukkelijk tot uiting moest komen en aan camouflage blijkbaar nog niet was gedacht.
Bij rituelen om het Koninklijk Huis en de vaandels van bijvoorbeeld legeronderdelen en corpsen, worden ook tegenwoordig nog serieus genomen, maar hebben in feite een meer feestelijke bedoeling, waarbij het pavoiseren van schepen niet aan regels gebonden is en alle voorradige vlaggetjes uit kasten en kooien worden gehaald.
Vanwege het grote scala van de internationaal voorgeschreven vlaggen bij de zeevaart door middel van vorm, kleur en het alfabet met cijfers om berichten over te brengen, laten wij dit hier buiten beschouwing en beperken ons dus tot de binnenvaart.

pdf SdZ 2006 nr06 juli - Over vlaggen en wimpels

Botters op eiland Marken op Koninginnedag 1938 (l) en Stavorens Visschersvloot brengt hulde aan HM de Koningin 1905 (r) (coll Dirk Huizinga)
Botters op eiland Marken op Koninginnedag 1938 (l) en Stavorens Visschersvloot brengt hulde aan HM de Koningin 1905 (r) (coll Dirk Huizinga)

Vraag over de vlagvoering bij klassieke vissersschepen

Over het algemeen wordt er vanuit gegaan, dat vissersschepen geen natievlag voeren. Behalve bij speciale gelegenheden, maar dan in top. Maar nergens kun je een sluitend antwoord vinden.

Peter Tolsma, voorzitter Criterium Commissie SSRP zegt hierover:
De vlagvoering is in de loop der jaren nog wel wat veranderd hier en daar, mede als gevolg van het feit dat iedereen tegenwoordig voor zijn plezier vaart. De rode vaan boven in de mast aan het scheerhout, die voor “werkschepen” altijd blauw was, is zo ook hoe langer hoe vaker rood geworden. Of dat historisch incorrect is moge zo zijn, maar het past wel bij het huidige gebruik. Wat ons betreft houden we nog een beetje aan de oude gewoonte vast (werkschepen:blauw). In afwijking daarvan zien we op “werkschepen”, die tot jacht zijn geworden, meestal de nationale driekleur op een stok aan het roer.
Voor vissersschepen was het inderdaad niet gebruikelijk een vlag te voeren, tenzij bij uitzonderlijke gebeurtenissen. Dan kon de driekleur of aan een boom in de mast worden gevoerd, of achter aan de gaffel c.q. de spriet (bij hoogaarzen bijv.). Als visserman wilde je dat gedoe met zo’n vlag niet hebben, daarvoor zat ie meestal te vaak in de weg bij het uitzetten en inhalen van de netten, etc. Tegenwoordig gelden kennelijk deze regels niet meer zo streng, maar een goed gebruik vind ik het nog steeds wel.

Dirk Huizinga zegt hier over:
Ik ken geen officiële documenten waarin de vlagvoering voor vissersschepen op de Zuiderzee of de Zeeuwse stromen geregeld wordt. Er is natuurlijk wel een praktijk bekend die reeds in de vraag wordt beschreven. Ik ken geen foto’s van vissersschepen op de Zuiderzee die tijdens het vissen een vlag voeren. Maar wel tijdens festiviteiten, zowel in de haven als er buiten. Ik heb een paar voorbeelden bijgevoegd.

Marker vissers (l) en Kwak Volendam (r) (coll Dirk Huizinga/Fred Thomas)
Marker vissers (l) en Kwak Volendam (r) (coll Dirk Huizinga/Fred Thomas)

Vlagvoering op Historische Bedrijfsvaartuigen

Jan Sepp (LVBHB) schrijft op zijn website het volgende:
Zijn wij met onze historische bedrijfsvaartuigen, pleziervaart? Moeten we met onze vlagvoering dus aansluiten bij de pleziervaart? Of zijn we toch nog een beetje beroepsvaart en sluiten we aan bij wat in de beroepsvaart gebruikelijk is of was? Als je heel serieus bent doe je het zoals de Koninklijke Marine het doet en volg je het Overzicht van het voeren van vlaggen en wimpels bij de Koninklijke Marine. Het hangt natuurlijk ook van het type schip af: een voormalige turftjalk zal anders vlaggen dan een voormalige mijnenveger.
Vlagvoering op Historische Bedrijfsvaartuigen
(Dit artikel is eerder verschenen in De Bokkepoot, het magazine van de Landelijke Vereniging tot Behoud van het Historisch Bedrijfsvaartuig (LVBHB), nummer 218, april 2015)


Wat is ¨goede¨ vlagvoering?

Grote evenementen zijn uitgelezen momenten waarbij de vlag de boventoon voert. Daarnaast zijn er natuurlijk nog volop andere gelegenheden om te vlaggen. Vlaggen zijn er in vele soorten en maten. Vlaggen hebben diverse functies. Op het land maar vooral ook op het water. Zo is het geen enkel gewoon bedrijf toegestaan permanent de nationale driekleur te voeren. Een schip vormt daar een positieve uitzondering op. De oorsprong van het veelvuldig vlaggebruik ligt naar alle waarschijnlijkheid in de scheepvaart, vandaar ook uitdrukkingen als: onder vreemde vlag varen, de vlag in top voeren en als een vlag op een modderschuit. Maar doet de gemiddelde schipper/watersporter het wel goed? En: wat kan en mag er nu wel of niet wat vlaggen betreft?
Als we het over vlaggen hebben in de scheepvaart, is het wel van belang verschil te maken tussen beroeps- en pleziervaart en wat de eerste betreft tussen koopvaardij en binnenvaart. Verder speelt de vlag een specifieke rol bij de marine. Eerste belangrijke onderscheid is gewoon en buitengewoon vlagvertoon. Door de eeuwen heen werden schepen voorzien van verschillende vlagen: de geus, een wimpel, een vleugel, de verklikker, verenigingsvlag, de landsvlag. Elk met zijn eigen betekenis.
Op ieder schip wordt geacht de nationale of landsvlag van 's morgens 8.00 uur tot aan zonsondergang gehesen te zijn. Indien een jacht nog onder zeil is, dan mag de vlag blijven staan. De juiste plaats voor de vlag is aan een stok op het achterschip. Voor de pleziervaart geldt dat een vlag in het want of aan een giek uit den boze is.
K.I. Sierksma stelt in zijn boek "Vlagprotocol" (Traditionele gebruiken en voorschriften, Nederlands, Moussault / Unieboek 1981): "Voor het bevaren van de binnenwateren bestaan allerlei, soms slechts lokaal geldende reglementen, waarin het bezigen van vlaggen tientallen signaalfuncties aanduidt. Zowel voor een beroepsvaarder als voor een watersporter kunnen deze van belang zijn, maar een algemene samenvatting van het vlaggebruik is niet te geven."Dat maakt het allemaal wel complex.

Vlagprotocol algemeen

In boeken (bijv. het eerder genoemde boekje "Vlagprotocol"), maar ook op verschillende websites kunt u veel informatie vinden over de juiste Vlagvoering.

De Nationale Vlag
De natievlag dient een hoogte/lengte verhouding te hebben van 2 : 3. De vlag mag niet te klein zijn, t.o.v het formaat van het schip. De hoogte van de vlag dient 2/3 van vlaggenstok te zijn. De kleuren, Rood Wit en Blauw zijn officieel bij Koninklijk Besluit vastgesteld, donkerder rood en blauw is onjuist. Vlaggen en wimpels dienen onbeschadigd te zijn en niet verkleurd. Vlaggen moeten geheel zijn voorgehesen met de broeking stijf tegen de stok. Het voeren van de z.g. Europese vlag of van een provinciale vlag (bv de Friese) als natievlag is onjuist.

Ronde- en platbodem jachten met één mast
Die voeren de natievlag aan een gebogen vlaggenstok op het achterschip. De clubstandaard, met iets kleinere afmeting dan die normaal bij de grootte van het schip past, wordt gevoerd aan een dwars uitstaande uithouder aan de top van de mast.

Ronde- en platbodem jachten met kitstuig
Zij voeren de natievlag in de bezaanstop en de clubstandaard op de hierboven vermelde wijze aan de hoogste mast.

Ronde en platbodemjachten
Die mogen zowel varend als stilliggend op de nok van de boegspriet of kluiverboom een enkele geus voeren. Dit is een rechthoekige vlag met acht stervormige banen in rood, wit en blauw. Het voeren van de Friese vlag als geus is toegestaan. De geus wordt gehesen en neergehaald op dezelfde tijden als de natievlag. De dubbele geus mag uitsluitend door schepen van de Koninklijke Marine worden gevoerd en bestaat uit twaalf stervormige banen in rood, wit en blauw.

Vlaggen in top
Vlaggen in top geschiedt door een afgemeerd of ten anker liggend schip bij eenvoudige feestelijkheden. Naast de normale vlagvoering wordt aan de masttop of bij meer masten aan iedere masttop de natievlag aan een vlaggenstok boven de clubstandaard gevoerd. Bovendien kan ter gelegenheid van feestelijke gebeurtenissen in het Koninklijk Huis de oranje wimpel worden gevoerd boven één der topvlaggen bij voorkeur met een lengte tot het water. Op ronde- en platbodem jachten kan ook een rood wit blauwe wimpel van top worden gevoerd.

Pavoiseren
Dit geschiedt bij belangrijke feestelijkheden door een stilliggend jacht. Daarbij wordt een reeks seinvlaggen gevoerd, die loopt van de nok van de boegspriet of voorsteven over de top(pen) van de mast(en) naar de achtersteven. Zo mogelijk kunnen de vlaggenlijnen voor en achter tot op het water worden verlengd en daar bezwaard. De seinvlaggen en -wimpels worden in een zodanige volgorde gevoerd, dat de hoofdkleuren van voren via de top(pen) naar achteren achtereenvolgens rood wit en blauw zijn.

Bezoek aan het buitenland
Bij bezoek aan het buitenland wordt een kleine natievlag van het land waar men te gast is (de gastenvlag of courtesy flag) aan de stuurboordzaling gevoerd. Het verdient aanbeveling om zich van te voren te oriënteren; de koopvaardijvlag is niet altijd dezelfde vlag als de nationale vlag. Voor Engeland is dit de Red Ensign en niet de Union Jack. De courtesy flag wordt gelijk met de eigen natievlag gehesen en neergehaald.

Groeten met de vlag
Een jacht waar leden van het Koninklijk Huis aan boord zijn, of een oorlogsschip, wordt met de natievlag gegroet. Deze wordt daartoe ruim half neergehaald. Zodra de groet op dezelfde wijze is beantwoord, wordt de vlag weer voorgehesen. Wordt de groet niet beantwoord, dan haalt men de vlag tijdelijk in. Een oplopend jacht groet een opgelopen jacht eerst; een varend jacht groet een stilliggend jacht eerst.

Zonsopkomst en zonsondergang
Op een stilliggend schip wordt de natievlag op werkdagen gehesen om 8 uur en op zondagen om 9 uur en neergehaald op het moment van zonsondergang. Datzelfde geldt voor de gastenvlag. In Scandinavië wordt het tijdstip van het strijken van de vlag in het zomerseizoen vaak aangegeven door een signaal. Het tijdstip varieert en wordt ook aangegeven in lokale publicaties. Op een varend en voor anker liggend jacht kan de natievlag na zonsondergang blijven staan.

Clubstandaard
De clubstandaard wordt bij voorkeur in de masttop gevoerd, eventueel met behulp van een uithouder. Indien dat in verband met apparatuur in de masttop niet mogelijk is, is het toegestaan dat deze in het bakboordwant wordt gehesen (besluit K.N.W.V.). De clubstandaard wordt niet gevoerd tijdens een wedstrijd. Jachteigenaren, die lid zijn van meer dan één vereniging, voeren één clubstandaard. Ligt men in de thuishaven van een vereniging waarvan men ook lid is, dan wordt de clubstandaard van die vereniging gevoerd. De clubstandaard wordt stilliggend en varend gevoerd, maar hoeft stilliggend 's nachts niet te worden neergehaald. Indien het schip niet in gebruik is moet de clubstandaard zijn neergehaald.

De eigenaars vlag
De eigenaarsvlag is een kleine rechthoekige fantasievlag te voeren in het stuurboordwant van de (voorste) mast, wanneer het schip gemeerd of voor anker ligt en de eigenaar aan boord is en bereid is bezoek te ontvangen. Tijdens wedstrijden wordt geen natievlag of clubstandaard gevoerd, maar alleen de eigenaars vlag in de top van de (hoogste) mast.

Terug naar vorige pagina