De bouwgeschiedenis van de Botter - Peter Dorleijn

Vierendertig voet in de Kiel

Peter Dorleijn schrijft in 1998: De totstandkoming van dit boek was niet denkbaar zonder een jarenlange ervaring, opgedaan in het restaureren, onderhouden en bevaren van een botter. Toen ik in 1960 een oude Bunschoter botter kocht via Werf Nieuwboer in Spakenburg, kon ik niet vermoeden voor de rest van mijn leven zo in de ban van dit scheepstype, haar gebruik en geschiedenis te zullen raken.

De botter ontwikkelde zich in de laatste tweehonderd jaar tot het meest verspreide en bekendste vissersschip van de Zuiderzee. Rond 1900 waren er op dit water zo'n 3.000 grote en kleine vaartuigen met circa 7.000 opvarenden actief in de visserij. Vlootlijsten uit diezelfde tijd geven voor de belangrijkste havens de volgende aantallen botters en kwakken op: Enkhuizen 44, Hoorn 20, Volendam 240, Marken 138, Durgerdam 34, Huizen 145, Bunschoten 171, Harderwijk 78, Elburg 17, Vollenhove 2, Lemmer 12 en Urk 119. Een totaal van 1020 botters. Omdat niet alle havens in deze optelsom betrokken werden, zal het werkelijke aantal nog wel iets hoger gelegen hebben.

De oorsprong

De oorsprong van het type moet gezocht worden aan de Noord-Hollandse kust, in oude scheepsbouwcentra als de Zaanstreek, Monnickendam, Edam en Hoorn. Op afbeeldingen van kort na 1700 zijn botterachtige schepen te herkennen, terwijl in schriftelijke bronnen uit die tijd voor het eerst sprake is van de vermelding 'botschuit', later van 'botschuit of botter'. Deze laatste aanduiding raakte op den duur ingeburgerd. Zoals bij de ontwikkeling van alle scheepstypen is er sprake van een geleidelijke evolutie en verschillen die eerste botschuiten op tal van punten van de ons bekende botter. Noodzakelijke aanpassingen op het punt van bedrijfsvoering, nieuwe technische inzichten en een zich wijzigend vormgevoel hebben tot het laatst toe de bouw van deze schepen beïnvloed.

Types

Het gangbare type botter, dat van de West- en Zuidwal, is zo'n 13 meter lang, ruim 4 meter breed en heeft een diepgang van circa 0,80 meter. Fok en grootzeil meten samen krap 70 m2. De Markers,& Huizers en Bunschoters gebruikten het schip vooral voor de gaand-wantvisserij, zoals die met sleepnetten, dwars- en wonderkui!. Onder de vissers van de Oostwal, maar ook die uit Hoorn, vond men overwegend staand-wantvissers en deze prefereerden een kleiner slag botter. Doorgaans visten deze mensen met staande botnetten.

Werven

De meeste botters zijn gebouwd in Monnickendam, op de werven van De Haas en Kater; vrijwel de gehele Marker en Volendammer vloot liep hi er van stapel. Daarnaast was Huizen, met de werven van Schaap en Lindeboom-Kooy, later Kok, een belangrijke bouwplaats. Deze 'Gooier' botters stonden bekend om hun solide bouw, maar waren daarmee steeds enige honderden guldens duurder dan een 'Monnickendammer'. Verder waren ze van andere botters te onderscheiden door hun hoge, volle boeg en schrale 'kont'. Ook in Bunschoten-Spakenburg heerste in de 19de eeuw grote bouwactiviteit. Werf Nieuwboer hier ter plaatse stond bekend om de zeewaardigheid en stabiliteit van de door haar afgeleverde schepen.

Zuiderzeegebied

Verder zijn er op tal van werven, niet alleen verspreid over het Zuiderzeegebied maar ook daarbuiten, botters of botterachtigen gemaakt. De werf van Kaat in Hoorn bijvoorbeeld was gespecialiseerd in de kleinere Hoornse botter. Van Aller in Hasselt (Ov.) bouwde allerhande soorten vissersvaartuigen, vooral bonzen, maar eveneens een eigen model botter, over het algemeen kleiner van afmetingen en met een lage kop. De Urkers tenslotte, als voornamelijk Noordzeevissers, verlangden ook weer een aan hun zware beroep aangepast type, groter en met meer diepgang. Niet alleen de werven op het eiland - die van Metz, Hakvoort en Roos - bouwden deze schepen, maar Urker vissers plaatsten bijvoorbeeld ook in Huizen nieuwbouwopdrachten.

Buitenland

Tot zelfs over de landsgrenzen heen trof men werven aan die botters, of daarop geïnspireerde varianten maakten. J. van Beylen gaat in zijn boek 'De botter' uitgebreid in op de botter van Baesrode,' maar ook in het Duitse waddenhaventje Greetsiel zijn botters van stapel gelopen. De zojuist genoemde auteur besteedt ook ruime aandacht aan het botterjacht.


Inhoudsopgave

Woord
Vooraf Inleiding

DE BRONNEN
  1. Globaal overzicht
  2. De informanten
  3. Schriftelijke bronnen
II DE SCHEEPSWERVEN ROND DE ZUIDERZEE
  1. Enkhuizen
  2. Hoorn
  3. Edam en Volendam
  4. Monnickendam
  5. Marken
  6. Durgerdam
  7. Muiden
  8. Huizen
  9. Bunschoten-Spakenburg
  10. Nijkerk
  11. Harderwijk
  12. Elburg
  13. Kampen
  14. Hasselt
  15. Urk
  16. Vollenhove
III GEREEDSCHAPPEN EN WERKTUIGEN
  1. Inleiding
  2. De timmerkist
  3. Werfgereedschap
IV HET HOUT
  1. Eikenhout
  2. Vuren- en grenenhout
  3. Overige houtsoorten
V DE AAN HET SCHIP VERWERKTE METALEN
  1. Het ijzer
  2. Overige metalen: koper, zink en lood
VI OVERIGE AAN HET SCHIP VERWERKTE GRONDSTOFFEN
  1. Mos, werk en pek
  2. Bruine teer, koolteer, carbolineum, smeer en harpuis

 

VII DE BOUW VAN EEN BOTTER

  1. De bouwloodsen
  2. Kiel, stevens, vlak en leggers
  3. Hoofdspanten, berghouten en stuiten
  4. Het boeien, verder dwarsverband en lijfhouten
  5. Inhouten en doften
  6. Zeilwerk, omlopen, anlopers en plecht
  7. Boorden, krophout, schild- en dolboorden
  8. Dekens, trog en grote bolder
  9. Kleinere onderdelen
  10. Het vooronder
  11. Afwerking vlak en aanbrengen van de loze kiel of scheg
  12. Beslagen en overig ijzerwerk
  13. Roer en helmstok
  14. Schilderwerk en verdere bescherming van hout en ijzer
  15. De tewaterlating
  16. Zwaarden
  17. Mast, overige rondhouten en blokken
  18. Inventaris
VIII TUIGAGE
  1. De zeilen
  2. Vallen, schoten en overig touwwerk
  3. Onderhoud en reparatie
IX ONDERHOUD EN REPARATIE
  1. Schoonhouden, teren en smeren
  2. Hellingen
  3. Breeuwen
  4. Reparatie en vervanging
  5. Overijzeren
  6. Ingrijpende vernieuwingen
Bijlage I
Bijlage II
Geraadpleegde literatuur
Verantwoording van de illustraties
Personenregister
Zakenregister
Trefwoordenregister

Auteur Peter Dorleijn

Auteur Peter Dorleijn
Uitgever van Wijnen
Taal Nederlands
Bindwijze Hardcover
Eerste druk 1998, tweede druk 2001
Afmetingen 35,5 x 25,5 x 2 cm
Aantal pagina's 168
Met illustraties
ISBN13 9789051941722
EAN 9789051941722


2018: Vierendertig voet in de kiel: de bouw van een botter

De eerste twee drukken van dit boek verschenen in 1998 en 2001 met de titel "De bouwgeschiedenis van de botter: vierendertig voet in de kiel". Dit boek is al jaren uitverkocht en zo nu en dan komt er tweedehands een boek op de markt.
De derde druk die in augustus 2018 is verschenen, heeft een nieuwe vormgeving en een aangepaste titel: "Vierendertig voet in de kiel". Ze is nu bij de reguliere boekhandel te verkrijgen.

Auteur Peter Dorleijn
Uitgever Uitgeverij Van Wijnen
ISBN 9789051945621
Verschenen augustus 2018
Pagina's 288
Formaat 302 x 258 x 28 mm

Spiegel der Zeilvaart december 2018 nummer 10: Vierendertig voet in de kiel - De bouw van een botter door Peter Dorleijn

In 1998 kwam de eerste druk van dit boek uit, met een bijna zelfde titel, maar dan in omgekeerde volgorde: De bouwgeschiedenis van de botter met als ondertitel: vierendertig voet in de kiel. Bijna 20 jaar later durfde uitgever Dingeman van Wijnen het weer aan om een herdruk te maken, maar nu in staand groot formaat en niet meer oblong (liggend). Het boek is thematisch opgebouwd, maar Peter Dorleijn laat je eerst kennismaken met zijn informanten.
Daarna passeren botterwerven in zeventien Zuiderzeesteden en -dorpen de revue. Dan volgen de gereedschappen en werktuigen, het gebruikte hout, het metaal dat werd verwerkt en tot slot de verwerkte grondstoffen, dus mos, pek, teer enzovoort. Dan zitten we al op pagina 112.
Dan volgen precies honderd pagina's waarin de bouw van de botter wordt beschreven. Peter laat de informanten in hun eigen dialect vertellen en schrijft het ook zo op. Dat geeft wel de juiste sfeer weer. Van de andere kant, zelf werkte ik begin jaren zestig van de vorige eeuw bij werfbaas Lourens Oost in Harderwijk en merkte dat hij dialectloos Nederlands tegen me sprak als ik een maand of langer per jaar op de werf "Veluvia" meewerkte bij het restaureren van onze EB29/LE21/ 'Pieternella'. Na de bouwbeschrijving volgt de tuigage en het onderhoud en reparaties.
Het is fantastisch dat Peter Dorleijn al vroeg begonnen is met het vastleggen van alles wat met botters en de Zuiderzeevisserij te maken had. Een van zijn belangrijkste informanten, Janus Kok, overleed helaas voordat Peter, dat wat hij had opgeschreven, kon verifiëren. Want na een interview werkte Peter de gemaakte bandopnamen uit, maakte er schetsen bij en ging dan terug om de puntjes op de i te zetten. Vaak moesten dan details anders worden opgeschreven. Het begon allemaal met het boek Geen moed vist ook dat wij bij uitgeverij De Boer Maritiem in 1977 uitgaven, precies het jaar dat we met Spiegel der Zeilvaart begonnen. De Vereniging Botterbehoud was toen al opgericht en vierde een jaar later het 10-jarige jubileum. Peter Dorleijn kreeg dankzij het Sociaal Historisch Centrum voor Flevoland/Stichting voor het Bevolkingsonderzoek in de drooggelegde Zuiderzeepolders van de toenmalig directeur Tiesenga de mogelijkheid om vele jaren onderzoek te doen. Het resultaat was een uitgebreide verslaglegging van de Zuiderzeevisserij. Hiertoe interviewde hij ook tientallen oude vissers die de tijd vlak voor en na de bouw van de Afsluitdijk nog hadden meegemaakt. Daarnaast deed hij archief- en praktijkonderzoek aan boord van zijn eigen botter, de MK63. Deze informatie bracht hij bijeen in de vijfdelige boekenserie "Van gaand en staand want". De beeldcollectie is ondergebracht bij Nieuwland Erfgoed Centrum in Lelystad. Peter Dorleijn was daarnaast veertig jaar lang mederedacteur van Tagrijn, het kwartaalblad van Vereniging Botterbehoud, waarvoor hij vele historische artikelen schreef. Dorleijn ontving diverse prijzen voor zijn werk. Het gemeentebestuur van Bunschoten vernoemde zelfs een plein naar hem.
Omdat ik in de laatste nummers van de Spiegel heb geschreven over de restauraties van botters was ik persoonlijk wederom erg geïnteresseerd in de bouw van de botters. Ik vond het heel frappant dat Peter Dorleijn de bouwmethodes van Spakenburg en Monnickendam vergeleek. Wat een verschil in kwaliteit! De vaste ploegen die in de jaren twintig botters bouwden deden niets anders en waren helemaal op elkaar ingespeeld. Bij de bouw van een botter had iedereen zijn eigen taak en verantwoordelijkheid. Dan verliep de bouw heel soepel, terwijl het meeste toch met de hand moest worden gedaan. De informanten die Dorleijn sprak maakten zich toen al zorgen over houtconstructies die moesten leiden tot inwatering. Zo merkten zij op dat ze liever een droge naad aan het berghout maakten, zodat er geen inwatering tussen berghout en boeisel kon plaatsvinden. Maar het prijsverschil lag voor de arme visser te hoog. Met deze historie in mijn achterhoofd verbaas ik mij er weleens over dat huidige bottereigenaren de suggestie om meteen een drogenaad aan te brengen als men het berghout laat vervangen afdoen met: 'dat was niet gebruikelijk bij botters'.
Het is boeiend om te lezen hoe de bouw van een botter in zijn werk ging en fantastisch dat dit in een serieus document is vastgelegd voor het nageslacht. Het is niet eenvoudig voor de huidige botterrestaurateurs om zich die oude ervaring eigen te maken. Gelukkig is er nog een aantal werfbazen die zowel kennis als ervaring hebben om botters op een gezonde manier te restaureren. Deze nieuwe uitgave van Dorleijns werk maakt het ook voor toekomstige generaties mogelijk zich deze kennis eigen te maken.
Wim de Bruijn

pdf SdZ 2018 nr10 december - Vierendertig voet in de kiel - De bouw van een botter door Peter Dorleijn

Terug naar vorige pagina