Zeilnummers en Zeilwedstrijden

De klassenvoorschriften voor Ronde- en Platbodemjachten worden vastgesteld door het Watersportverbond. Een onderdeel van dit reglement is dat de schepen moeten voldoen aan de Criteria van het Stamboek van de Stichting Ronde en Platbodemjachten. Bij het verkrijgen van een Meetbrief wordt een Zeilteken met uniek Zeilnummer toegekend. Door de jaren heen zijn er diverse series Zeiltekens uitgegeven. Ook zijn bepaalde zeiltekens in de loop der jaren aan verschillende schepen toegekend.
Vanaf 1965 geldt de huidige nummering. Toen verdwenen de oude en vertrouwde zeiltekens OA, OB, OC en OF. In de Schepenlijst tonen we zoveel mogelijk van deze oude zeilnummers als herkenning van schepen op oude foto's. Overigens mogen deze ooit uitgegeven tekens in de huidige tijd nog wel in het zeil worden gevoerd.

Klassenorganisaties voor Ronde en Platbodemzeilers

Behalve de wedstrijdkalender zijn in het zeilen de klassenorganisaties belangrijk. Een klassenorganisatie is een organisatie die zich richt op één klasse boot en behartigt de belangen van deze klasse in nauwe samenwerking met het Watersportverbonnd, die de Meetbrieven uitgeeft. Als er iets veranderd moet worden aan een nationale bootklasse, dan houdt de klassenorganisatie zich hiermee bezig en maakt hier afspraken over. Voor het wedstrijdzeilen met Rond- en Platbodems zijn twee klassenorganisaties belangrijk:


Zeilwedstrijden en Meetbrieven

Voor het zeilen van wedstrijden is een meetbrief vereist. Deze wordt uitgegeven door het Watersportverbond. Voor het verkrijgen van een Meetbrief dient het schip 'actief' in het Stamboek te zijn ingeschreven. Dat houdt dat het schip voldoet aan de Criteria van de SSRP en dus een SSRP-plaquette aan boord heeft. De eigenaar betaalt daarvoor de Jaarlijkse bijdrage voor Inschrijving in het Stamboek.


Congres der Watersport in 1915

De sub-commissie "Indeling der ronde en platbodemjachten met Omschrijving van verschillende typen ronde en platbodemjachten" o.l.v. R. Buisman schrijft in haar rapport:
De sub-commissie vatte haar taak op in dezen zin, dat verlangd wordt de verschillende bestaande typen van ronde en platbodemjachten te omschrijven met uitzondering van Botters, Hoogaartsen, Schokkers en Lemsteraken, omdat van deze typen haar geen voldoende gegevens bekend waren. Bovendien worden geen afzonderlijke nummers in wedstrijden van bovengenoemde typen gegeven. De commissie omschreef de typen van Boeiers, Jachten, Tjotters en Schouwen. De bedoeling dezer omschrijving is, dat in wedstrijden, van een der typen uitgeschreven, alleen schepen worden toegelaten, die aan de omschrijving voldoen, en op deze wijze er toe bij te dragen, dat de al-oude nationale soorten van vaartuigen blijven bestaan, en dat geen bastaardvormen gekweekt worden. Over de voorgiftregeling was men liet eens, dat de bestaande regeling in 't algemeen kan bestaan blijven, dat echter speciaal gelet moet worden op het al of niet verplaatsen van ballast, wat bij de grootere schepen niet, doch bij de kleinere wel degelijk van belang kan zijn. Verder wordt in overweging gegeven, stalen en houten vaartuigen afzonderlijk in klassen te vereenigen, daar stalen vaartuigen, meer dan gebruikelijk is, aan houten dienen voor te geven.
De sub-commissie nam van eenige bekende vaartuigen de maten op en acht het van belang, dat deze maten voor belangstellenden in druk verschijnen. Daarom worden deze in de bijlage vereenigd. Men zal opmerken dat de „Almeri", „Olga", „Noordster" en „Hertog Hendrik" wèl aan de maten van het zuiver boeiertype voldoen en de „Fortuna" en „Breezand" niet.

Het verslag en de rapporten van het Congres der Watersport in 1915


Ons Element 1921: Klasse-indeeling (OA tm OF) voor de open jachten niet meer volgens WedstrijdMaat (WM)

Bij nader inzien kwam het de Technische Commissie gewenscht voor, nog eenige veranderingen in het concept-voorstel (zie hiervoor "Ons Element" 1921 Nr. 34) aan te brengen. Deze komen daarop neer, dat de klasse-indeeling voor de open jachten niet meer volgens WedstrijdMaat zal plaats vinden, doch naar vastgestelde maximum-afmetingen en dat de jachten met kajuit in drie klassen verdeeld blijven (het concept voorstel had dit in twee veranderd). Van deze drie zullen de twee grootste met, de kleinste tijdvergoeding varen. Ten slotte werden nog eenige kleinigheden opnieuw vastgesteld.

Voorstel Reglement Ronde en Platbodemjachten 1921


De Waterkampioen mei 1963 nummer 1100 - Voorstel voor een nieuw wedstrijdreglement en voorgiftereglement voor Ronde en Platbodemjachten door Mr. Dr. T. Huitema

Het bestaande wedstrijdreglement en de daarin opgenomen voorgiftregeling voor ronde en platbodem-jachten (Deel III van het Handboek der K.V.N.W.V. 1958) stammen van het in 1915 gehouden Congres voor Watersport. De formule van de WedstrijdMaat (WM) was aanvankelijk bedoeld voor de toenmalige „boeierklassen" en werd later toepasselijk verklaard voor andere kajuitjachten. In de zeer summier behandelde open klasse werden alleen de Friese jachten, tjotters en schouwen opgenomen, zodat formeel gesproken grundels, Staverse jollen en botters zonder kajuitopbouw buiten het reglement vallen.
In 1959 verzocht het bestuur van de K.V.N.W.V. aan de Stichting Stamboek Ronde en Platbodem-jachten advies uit te brengen inzake een aanvulling op de regeling voor de open jachten. De Stichting benoemde daartoe een speciale commissie, bestaande uit de bestuursleden C.J.W. van Waning en mr. A. Blussé van Oud-Alblas en de heren dr. ir. J. Vermeer en ir. H. Vreedenburgh. Deze commissie kwam al spoedig tot de conclusie, dat een algehele herziening van het reglement voor ronde en platbodem-jachten gewenst was - een conclusie, die men overigens niet zonder schroom naar voren bracht, omdat men zich bewust was, dat een regeling, welke zovele jaren de toets der praktijk had doorstaan - zonder veel ernstige kritiek - ongetwijfeld een eerbiedwaardige traditie vertegenwoordigt, waaraan de Stichting van nature ongaarne tornt.
De voornaamste overwegingen, die de commissie echter tot bovenstaande conclusie leidden, waren de volgende:

  • het reglement is onvolledig ten aanzien van verschillende typen open jachten. Het bestaande reglement voldoet niet meer aan redelijke eisen, welke men aan een wedstrijdreglement voor de grote en zeer gevarieerde vloot van rondee n platbodemjachten mag stellen. De onderscheiding in kajuit- en open jachten is weinig zinvol en leidt in de praktijk tot allerlei complicaties.
  • de bestaande voorgiftregeling voor kajuitjachten, gebaseerd op lengte en zeiloppervlak, bevat een onderwaardering van het zeiloppervlak en geeft ook afgezien daarvan een te geringe correctie, in het bijzonder voor de kleinere schepen in vergelijking met de grotere. De breedte is in de formule niet opgenomen, waardoor bijvoorbeeld een tjalk en een even lange botter onjuist worden vergeleken. Voor open jachten is de voorgift-regeling voor kajuitjachten onbruikbaar.

De commissie formuleerde daarop de volgende uitgangspunten voor het opstellen van een nieuwe regeling:

  • indeling van schepen primair naar type, secundair naar grootte (d.w.z. lengte op de waterlijn);
  • geen principieel verschil tussen open en kajuitjachten, dus éénzelfde meting en voorgiftregeling voor alle jachten, maar mèt invoering van een kajuitcorrectie;
  • uniformering der voorschriften;
  • verbetering van de meting;
  • verbetering van de tijdenvergoedingsregeling; een systeem van tijdvergoeding met behulp van een tijdcorrectiefactor T.C.F., zoals bij de R.O.R.C.-klassen gebruikelijk, heeft de voorkeur;
  • een zo groot mogelijke vrijheid voor de wedstrijdgevende vereniging bij de indeling in wedstrijdklassen, zowel bij het uitschrijven van een wedstrijd als na ontvangst der inschrijvingen.

Aan deze en de daarmee samenhangende problemen heeft de commissie, en met name de heren Vermeer en Vreedenburgh, gedurende ruim drie jaar bijzonder veel tijd en energie besteed. Daarbij heeft de heer Vermeer in het bijzonder de uit een aantal wedstrijden verkregen resultaten aan verschillende ontwerpformules getoetst, terwijl de heer Vreedenburgh het probleem op theoretisch scheepsbouwkundige wijze heeft benaderd. De uitvoerige studie van de heren Vreedenburgh en Vermeer is inmiddels gepubliceerd in Schip en Werf van 29 maart jl.; overdrukken van dit belangwekkende artikel zijn beschikbaar. Hieronder publiceren we de genoemde studie.

pdf Waterkampioen 1963 nr1100 mei - Voorstel voor een nieuw wedstrijdreglement en voorgiftereglement voor Ronde en Platbodemjachten

Berekening en motivering van de nieuwe TCF formule voor Ronde en Platbodemjachten (genoemd in artikel Huitema))

In het 14-daags Tijdschrift Schip en Werf, gewijd aan scheepsbouw, scheepvaart en havenbelangen door Ir. H. Vreedenburgh en Dr. Ir. J. Vermeer

  1. Principe
    Schepen van verschillende grootte, vorm en tuigage zullen in het algemeen niet een gelijke snelheid ontwikkelen. Om bij wedstrijden tussen zulke schepen te bereiken, dat het bestgezeilde schip wint en niet dat schip, wat van nature het snelste is, moet deze laatste factor worden uitgeschakeld. De meest rationele manier is die, waarbij de gezeilde tijd van elk schip vermenigvuldigd wordt met een tijdcorrectiefactor (TCF), die het kleinst is voor het langzaamste schip. Het zal duidelijk zijn, dat de TCF's zich verhouden als de potentiële snelheden der schepen. De absolute waarden der TCF's spelen geen enkele rol, slechts de verhoudingen zijn van belang. In aansluiting bij de gangbare RORC-praktijk kozen wij ook voor de R en P-jachten waarden van TCF, die niet al te ver van 1 afliggen. Bij de RORC-meting is het meestal zo, dat TCF kleiner is dan 1, omdat er steeds kleinere schepen aan wedstrijden gaan meedoen en de allergrootste in onbruik zijn geraakt. De standaardsnelheid van de RORC, die 7 knoop bedraagt, wordt daardoor door vrijwel geen schip meer gehaald. Wij kozen als standaardsnelheid 2,50 m/sec of 9 km/uur om tot redelijke waarden van TCF te komen.
     
  2. Grondslagen
    De snelheid, die een zeiljacht onder bepaalde omstandigheden kan bereiken, hangt af van de weerstand enerzijds en de drijvende kracht geleverd door de wind in de zeilen anderzijds. Zowel weerstand als drijvende kracht zijn van vele factoren afhankelijk. Zo hangt de weerstand af van: snelheid, lengte, breedte, diepgang, waterverplaatsing, spantvorm, vorm der waterlijnen, gladheid van de huid enz. Het zal duidelijk zijn, dat geen enkele formule al deze factoren kan omvatten. De drijvende kracht hangt in hoofdzaak af van het oppervlak der zeilen, maar daarnaast ook van de vorm der tuigage, alsmede de kwaliteit en het materiaal der zeilen. Ook hier is het niet mogelijk alle factoren in een formule te brengen. Gezien de meetpraktijk tot nu toe meenden wij ons te moeten beperken tot een formule gebaseerd op lengte, breedte, zeiloppervlak en type. Zo'n formule kan uiteraard geen verschillen in spantvorm en waterverplaatsing binnen één type corrigeren. Wel mag men van zo'n formule betere resultaten verwachten dan van de oude formule, die slechts lengte en zeiloppervlak in rekening bracht. Een verdergaande verfijning b.v. door meting van de diepgang heeft ook daarom weinig zin, omdat kan worden aangetoond, dat de verhouding der snelheden van geheel gelijkvormige schepen van verschillende grootte ook nog afhankelijk is van de windsterkte. Wel is het zo, dat boven een zekere minimum-windsnelheid de verhouding der scheepssnelheden redelijk constant blijft en het grootste schip ook de grootste snelheid ontwikkelt. Bij zwakke wind is het echter mogelijk, dat het kleine schip sneller is dan het grote. Dit is dan ook de reden, dat in een wedstrijd bij voldoende deelname de schepen zo mogelijk in groepen naar grootte moeten worden ingedeeld. Bij een klein aantal deelnemers van sterk verschillende grootte is het bij voldoende wind met behulp van een goede TCF-formule toch nog mogelijk tot een redelijke uitslag te komen. Bij zwakke wind is weliswaar de TCF niet meer juist, doch anderzijds wordt de uitslag dan sterk beïnvloed door toevallige vlagen. Men zou kunnen overwegen, indien bij een wedstrijd de windsnelheid zeer gering is, de uitslag te bepalen naar volgorde van aankomst zonder toepassing van enige TCF.
     
  3. Methode
    De gekozen methode om tot een tijdcorrectiefactor te komen is de volgende:
    Van een aantal schepen met gemiddelde verhoudingen, doch van verschillende grootte wordt enerzijds de weerstand als functie van de snelheid bepaald en anderzijds de door de zeilen geleverde drijvende kracht bij een bepaalde windsterkte. Hieruit volgt voor elk schip de snelheid bij die windsterkte. De verhouding van de snelheid van een schip tot de standaardsnelheid van 2,5 m/sec geeft de TCF weer van dat schip. De TCF van de gekozen standaardschepen kan worden uitgedrukt in de gemeten grootheden L, B en Z. Stilzwijgend wordt aangenomen, dat andere schepen met gelijke L, B en Z bij dezelfde wind gelijke snelheden kunnen ontwikkelen, ongeacht hun eventuele verschillen in diepgang, vorm en waterverplaatsing. Dit is uiteraard niet het geval, hetgeen één der nadelen is van onverschillig welke voorgift-regeling. Gedeeltelijk wordt aan dit bezwaar tegemoet gekomen door invoering van een typecorrectie.
     
  4. Keuze der parameters
    Van de reeds gemeten schepen zijn bekend: Geen dezer maten is ideaal als uitgangspunt voor een weerstandsberekening en het heeft dan ook het onderwerp van ampele overweging uitgemaakt of andere maten gekozen moesten worden.
    • de lengte der waterlijn over stevens (L),
    • de breedte over de berghouten ter plaatse van de mast (B),
    • het zeiloppervlak (Z).
    De praktische bezwaren verbonden aan een hermeting van alle schepen zijn schier onoverkomelijk, terwijl anderzijds de te bereiken verbetering in de voorgiftregeling uiterst problematisch is. Slechts ten aanzien van de meting van de voordriehoek van het zeiloppervlak leek een wijziging niet alleen uitvoerbaar, maar zelfs aangewezen. Immers bij de bestaande meting is er geen vast verband tussen de gemeten voordriehoek en het werkelijk daarin gevoerde zeilopper vlak. Daar de wijze waarop Z gemeten wordt voor de bepaling der TCF-formule niet van belang is, zal op dit punt hier niet dieper worden ingegaan.

pdf Schip en Werf van 29 maart 1963 - Berekening en motivering van de nieuwe TCF formule voor Ronde en Platbodemjachten

Nieuw klassereglement voor ronde en platbodemjachten in 1965

De Waterkampioen schrijft in juli 1965: Men zal wellicht het verdwijnen van de vertrouwde zeiltekens OA, OB en OC betreuren. De oude indeling was echter gebaseerd op de wedstrijdmaat WM, die geheel is vervallen. Deze wordt vervangen door een reglement dat is gebaseerd op:

  1. indeling van de schepen primair naar type, secundair naar grootte;
  2. één zelfde soort regeling en meting voor jachten mèt en jachten zonder kajuit, met toepassing van een kajuitcorrectie;
  3. verbetering van de meting en van de tijdvergoedingsfactor, door daar­bij met name te betrekken zowel de breedte van de schepen als het totale zeiloppervlak, berekend op een ver­eenvoudigde wijze.

De jachten worden vanaf 1965 naar type en grootte in klassen ingedeeld

De lengte van de waterlijn is bepalend voor de indeling.

Type 15,51m
en
meer
11,01 m
t/m
15,50 m
8,51 m
t/m
11,00 m
6,26 m
t/m
8,50 m
4,71
t/m
6,25 m
4,70
en
kleiner
Ronde Jachten * RA RB RC RD RE
Schouwen, Grundels e.d. * * GB GC GD GE
Tjalken T TA TB TC * *
Vissersvaartuigen V VA VB VC VD VE
Hoogaarsen H HA HB HC * *
Zeeschouwen * * ZB ZC ZD *
Staverse Jollen * * * JC JD *
Klippers K KA * * * *
  • In de klasse Ronde jachten worden Boeiers, Friese jachten en Tjotters opgenomen.
  • In de klassen Schouwen, Grundels en dergelijke worden opgenomen die jachten, die blijkens hun bouw en door hun korte, brede zijzwaarden, kennelijk voor de binnenwateren zijn bestemd en niet in één der andere klassen thuis behoren (zoals zeeschouwen).
  • In de klassen Tjalken en Klippers worden opgenomen die typen jachten, die oorspronkelijk voor de vrachtvaart waren bestemd.
  • In de klasse Zeeschouwen worden opgenomen alle zeeschouwen en soortgelijke jachten, zoals Tholense Schouwen.
  • In de klasse Vissersvaartuigen worden opgenomen alle andere jachten van de typen die oorspronkelijk bestemd waren voor de visserij op de Zuiderzee en de Zeeuwse stromen met lange, smalle zwaarden. Zeeuwse schouwen behoren in deze klasse.
  • De Hoogaarsen vormen een aparte klasse.
  • In geval van twijfel in welke klasse een jacht behoort te worden opgenomen, beslist het bestuur van het Watersportverbond.

Zeilnummers voor Zeilpunters

In overleg met de leden, de punterwerven en de zeilmaker heeft de zeilvereniging een meetbrief voor zeilpunters vastgesteld. Deze meetbrief bepaalt de zeilmaten per soort punter aan de hand van de lengte over de stevens en de plaats van de mast ten opzichte van de voorsteven. Hiervoor is een rekenformule ontwikkeld welke een aantal (maximum) zeilmaten en bevestigingspunten berekent voor het maken van een zeilplan. Na goedkeuring wordt een GH-nummer (Giet Hoorn) toegekend voor punters met fok en een GP-nummer (Gieterse Punter) voor punters zonder fok.

Een polyester-, aluminium- en/of elke punter anders dan een eikenhouten punter zoals bedoeld in de definitie kan niet in aanmerking komen voor toekenning van een meetbrief. Een punter zoals bedoeld in de definitie maar met een gaffeltuig kan wel in aanmerking komen voor een meetbrief.

Alle informatie over de gemeten punters en hun competitie kunt u vinden op de website van zeilvereniging 't Wiede.


Zeilnummers, een verzameling van onduidelijkheden door Gerard ten Cate

Sinds 1916 kunnen Ronde en Platbodemjachten een zeilnummer hebben dat we nu nog herkennen. Daarvoor werden losse gelegenheidsnummers gebruikt. Zeilnummers zijn onlosmakelijk gekoppeld aan meetbrieven en wedstrijdreglementen. Gerard ten Cate heeft in april 2015 een uitgebreid verhaal gepubliceerd, waarin hij probeert duidelijkheid te brengen in de ontstaansgeschiedenis van de gevoerde zeilnummers vanaf begin 1900. Maar er blijven nog vragen over!

Zeilnummers, een verzameling van onduidelijkheden door Gerard ten Cate

Note: De zeilnummers van vroeger kunnen voor enige verwarring zorgen.

  • De nummers werden soms twee keer uitgegeven;
  • Ook gebeurde het dat een opnieuw uitgegeven zeilnummer één keer zonder streep voor een rond jachtje en één keer met streep voor een schouw.
    Zo is er naast de tjotter 'Ideaal' met zeilnummer 3OF nog een 3OF met streep geweest en dat was een schouw.

In 1988 (en daarna) verschenen een aantal artikelen in de Spiegel der Zeilvaart over de meetformule TCF die wordt veranderd in formule TVF

Ir. H. Vreedenburgh schrijft in mei 1988:
Nu sinds begin maart de nieuwe KLASSE VOORSCHRIFTEN RONDE EN PLATBODEMJACHTEN van kracht zijn, lijkt het de moeite waard na te gaan wat we mogen verwachten van de nieuwe voorgiftregel. Ir H. W. Stapel heeft in Spiegel der Zeilvaart van maart 1988 de onderliggende principes uiteengezet. Sinds hij zijn artikel schreef heeft het KNWV de goede inval gehad de term TCF (tijdcorrectiefactor) te vervangen door TVF (tijdvermenigvuldigingsfactor), waardoor verwarring met de oude TCF wordt voorkomen. In dit artikel wordt alleen ingegaan op de meting der schepen en de berekening der TVF.
Meetformule TCF wordt in 1988 veranderd in formule TVF

Terug naar vorige pagina