Zeilnummers, hoe zijn ze tot stand gekomen?

Sinds 1916 kunnen ronde en platbodemjachten een zeilnummer hebben dat we nu nog herkennen. Daarvoor werden losse gelegenheidsnummers gebruikt. Zeilnummers zijn onlosmakelijk gekoppeld aan meetbrieven en wedstrijdreglementen.
Op het Congres voor Watersport in december 1915 is onder meer besloten tot een indeling in wedstrijdklassen van A tot en met Z. De letters staan voor de startvlaggen die gebruikt worden bij de start van de zeilwedstrijden. De Ronde en platbodemjachten gebruiken dan de startvlag “O”. De “O” komt vanaf dat moment voor in de zeilen van deze schepen. Meestal zijn het losse nummers die tijdens een wedstrijd in het zeil gespeld worden. De “O” wordt gevolgd door een andere letter uit het alfabet. Deze tweede letter staat voor de groep waar de bij het schip horende wedstrijdmaat hoort. Bij de grote schepen zoals Lemmeraken en botters een “A”, bij veel kleinere tjotters en schouwen bijvoorbeeld een ”F”. Een en ander voorafgegaan door er een getal voor de numerieke volgorde.

Koninklijke Nederlandsche Zeil- en Roeivereniging

De Koninklijke Nederlandsche Zeil- en Roeivereniging had zichzelf een soort leidinggevende functie gegeven daar waar het om de zeilsport ging. Hiertegen bestond weerstand, veel weerstand. Met name vanuit “Sneek”. Vanuit de zeilvereniging uit Sneek is er in januari 1915 een oproep gedaan om een congres voor Watersport te organiseren. Doel was om een overkoepelend orgaan op te richten dat sturend en organiserend kon optreden. De eerste bijeenkomst was op 24 april 1915 bij Krasnapolsky in Amsterdam, gevolgd door een groter congres in december van datzelfde jaar. Er waren veel voorstellen, er waren veel mensen die zich er voor in hebben gezet, maar een Verbond was er nog niet.

Congres voor de Watersport in december 1915

Na het Congres voor Watersport in december 1915, is watersportend Nederland zich pas gaan organiseren. Daarvoor bestonden er in Nederland al lang zeilverenigingen en zeil- en roeiverenigingen, die allen op hun manier een bijdrage hebben geleverd aan de Nederlandse watersport. De ene meer- de andere minder actief. Zo had men bij de Zaanlandsche Zeilvereniging een eigen wedstrijdklasse. De ZZV-er, een open scherp zeiljachtje van 6.65m met een midzwaard en als zeilletter een “Z”, niet te verwarren met de “Z” die vanaf 1919 in het zeil stond bij de Vrijbuiterklasse. (Deze laatste klasse had startvlag “Z”). Op het Sneekermeer werd in 1913 al de honderdste Hardzeildag georganiseerd.

De volgende citaten uit het tijdschrift De Watersport van 1915 laten iets zien van de onderwerpen waar tijdens het Congres voor Watersport gesproken werd: blz. 314 en verder een verslag van het Congres voor Watersport van zaterdag 18 december 1915 voor de afdeling zeilen, citaat:

….. Daarom wordt voorgesteld, dat de nummers blijvend zullen zijn voor een geheel seizoen en uitgereikt zullen worden aan ieder jacht, dat een meetbrief aanvraagt en verder, dat de jachten, behalve een rangnummer, een letter in het zeil zullen voeren, die de klasse aangeeft. De letters zullen dan tevens den startvlag aanduiden. Daar een groot aantal van de 26 verschillende startvlaggen bij wedstrijden reeds voor bepaalde doeleinden gebruikt worden, bleek het noodig een aantal klassen twee letters te doen voeren. Hiervoor is bepaald, dat de klassen van ronde- en platbodemjachten steeds bij hun letter een O zullen voeren…….. 

…….Over ronde- en platbodemjachten had de heer R.Buisman, uit Leeuwarden, als rapporteur van twee sub-commisies, twee rapporten uitgebracht. Het eerst van deze beiden kwam in behandeling: “De indeeling der ronde- en platbodemjachten””, waarbij tevens een beschrijving gegeven werd van verschillende typen. De in het rapport gegeven omschrijving van het type van Boeiers, Jachten, Tjotters en Schouwen lokte vrij veel discussie uit. De bedoeling van deze omschrijving is, dat in en wedstrijd, voor een der typen uitgeschreven, alleen mogen starten schepen, die aan de gegeven omschrijving van het type voldoen…….

…….Het tweede rapport van den heer Buisman behandelt de instelling van enige nationale klassen van ronde- en platbodemjachten. De commissie achtte het niet gewenscht een eenheids- of beperkte klasse in te stellen van groote ronde jachten. Daarvoor zijn de typen te verschillend. Men wenscht zich te beperken tot een klasse van tjotters van 4.80m lengte en drie klassen schouwen. Deze bestaan in Friesland reeds en worden nu beter gereglementeerd. ………

Vreemd is het, om wel voorstellen van het Congres voor Watersport terug te kunnen vinden in De Watersport, besluiten en uitwerkingen vindt je vervolgens nergens meer. Wel worden foto’s met Ronde en platbodemjachten in de zeilen een “O” afgedrukt gevolgd door en tweede letter. De “A”, “B” enz. verwijst naar de WM (wedstrijdmaat) waar het schip onder valt. De “F” wordt zoals eerder al aangegeven, gebruikt voor de kleinste klasse schouwen en tjotters.

Koninklijk Nederlands Watersport Verbond

Na een paar tussenstappen is het huidige Koninklijk Nederlands Watersport Verbond eruit ontstaan. Naast veel andere voorstellen zijn er voor de Ronde en Platbodemjachten worden op het Congres voor Watersport een aantal zaken expliciet voorgesteld. Kritiek en kanttekeningen laat ik voor de duidelijkheid achterwege.

Wedstrijdzeilsport in de watersportbladen vanaf 1915

Vanaf 1915 is er in het watersporttijdschrift De Watersport (1912-1965) informatie te vinden over hoe de wedstrijdzeilsport is georganiseerd. Het is echter volstrekt niet compleet. H.C.A. van Kampen is er redacteur. Jaargang 1916 geeft de nodige informatie. De jaargangen 1917, 1918 en 1919 schitteren door het niet geven van informatie over “het Verbond”. Van individuele verenigingen zijn er wel verslagen opgenomen. Totdat …….. in 1919 in De Waterport er een heel artikel verschijnt over de houding van “het Verbond”. Er wordt met modder gesmeten, er is een concurrerend tijdschrift ontstaan “Ons Element”, Officieel Orgaan der Verbonden Zeilverenigingen, H.C.A. van Kampen is overgestapt om hier redacteur te worden. Veel informatie is niet duidelijk en spreekt elkaar tegen.

Bronnen informatie over zeilnummers

De tijdschriften De Watersport, Ons Element en het in 1924 door de ANWB uitgegeven Nederlandsch Jachtregister zijn bronnen waaruit in chronologische volgorde informatie over zeilnummers gehaald kunnen worden. Af en toe zie je anno 2015 nog een zeilnummer met een lettercombinatie met daar in een “O”, gevolgd door een andere letter. De eigenaar van de Vollenhovense bol De Vrouw Lucia vroeg zich af hoe het zat met de zeilnummers in de zeilen van zijn schip. Al jaren vaart het met het nummer 3 VC. Vroeger voer het met het nummer 3 OC.

Stamboekreünie 1961 Kampen - vlnr Goetzee 11OC, De Vrouw Lucia 3OC en Eudia 39OC (foto Oppenheim)
Stamboekreünie 1961 Kampen - vlnr Goetzee 11OC, De Vrouw Lucia 3OC en Eudia 39OC (foto Oppenheim)

Dubbele nummers, andere nummers, verschillende kleuren

De zeilnummers 4 OE en 2 OF staan als eerste op een foto in De Watersport van 1916 afgebeeld. De eerste een Fries jacht, de tweede een schouw. In het Nederlandsch Jachtregister uit 1924 komt het nummer 4 OE niet meer voor en het nummer 2 OF hoort dan toe aan een tjotter.

Uit: De Watersport 1916 “Loosdrecht”
Uit: De Watersport 1916 “Loosdrecht”

Er is sprake van meetbrieven en vaste zeilnummers voor één seizoen (….dat de nummers blijvend zullen zijn voor een geheel seizoen ….). Zo is het dus mogelijk dat een zeilnummer meerdere keren is uitgegeven. In het geval van het nummer 3 OC, waarvan je op het eerste gezicht kunt veronderstellen dat alleen de Vrouw Lucia daarmee gevaren had, maar ook de huidige lemmeraak Orion (2 VC) heeft met dit nummer gevaren. Een foto ervan staat in De Watersport van Augustus 1917. Mogelijk is dit nummer ook nog uitgegeven geweest aan andere schepen.

Uit De Watersport 1917. Links de huidige Orion (2 VC) met zeilnummer 3 OC. Het is een los nummer, dat weggenomen kan worden
Uit De Watersport 1917. Links de huidige Orion (2 VC) met zeilnummer 3 OC. Het is een los nummer, dat weggenomen kan worden

Mogelijkheden te over dus om foute interpretaties te maken op basis van zeilnummers. 
In mei 1925 is aan de Lemmeraak 'Wielewaal' het nummer 7 OB toegekend (de oorspronkelijke meetbrief bestaat nog). Later op een onduidelijk moment kreeg ze het nummer 17 OB. In Ons Element jaargang 1921 (blz 147) staat de boeier 'Alk' met ditzelfde nummer vermeld. In 1924 heeft de hoogaars 'Zeeuw' dit nummer. Pas in een later stadium kreeg de Lemmeraak 'Wielewaal' het nummer 17 OB en nog weer later (1965) werd dit 17 VB. De “B” houdt hier verband met de lengte van de waterlijn. 
Dit fenomeen staat niet op zich. Het nummer 1 OA is in ieder geval gebruikt voor de botter 'Brandaris' in 1920,1924, rond 1930 door de hoogaars 'Thistle III' en later de bij de Lemmeraak 'Schollevaer II'. Er zijn veel meer voorbeelden te noemen. 

Het Centraal Bureau voor Watersport

Ons Element (1920-1926) is vanaf 1 april 1920 de spreekbuis van Het Centraal Bureau voor Watersport. Hierin staat wel informatie over het wedstrijdzeilen in verbondsverband. Er worden (gedeeltelijke) overzichtslijsten van geregistreerde en uitgeschreven wedstrijdschepen gepubliceerd. Er worden wijzigingen in reglementen gemeld en besproken. Soms vindt je verwijzingen.
Heeft het wel of niet betalen van het jaarlijkse “nummergeld” te maken met het intrekken en heruitgeven van zeilnummers? Het heeft er alle schijn van. In Ons Element jaargang 1921 blz. 147 staat een hele lijst met schepen die door het Centraal Bureau van de Watersport zijn geschrapt wegens het niet betalen van 1 gulden administratiekosten over het jaar 1920. 

Boeiers, enz. boven 7,5 tot en met 9,5  W.M.
10 OB Lavinia (Lemsteraak)
17 OB Alk (Boeíer)

Tjotters en Schouwen tot en met 5 W.M.
3 OF Lethe (schouw)
9 OF Spiering (schouw)
14 OF Aeolus (tjotter)
15 OF Louise (schouw)
16 OF Flying Fish (schouw)
19 OF Nalette Charlotte (tjotter)
20 OF Zaannimf (tjotter)
22 OF Désiré (tjotter)
25 OF De Trouwe Hand (tjotter)
29 OF Sjoukje (tjotter)
30 OF (Wagermeer (schouw)
31 OF Gustaaf (tjotter)

Tjotters en Schouwen boven 5 tot en met 6 W.M.
2 OE Helna (tjotter)
15 OE Viking II (tjotter)
20 OE Anna Agatha (tjotter)
22 OE Wetterfügel (tjotter)
26 OE Grietje (schouw)
28 OE Vrouwe Johanna II (schouw)
29 OE Schuiver (schouw)
31 OE Stern (tjotter)
13 OE Marie Anne (tjotter)

Tjotters en Schouwen boven 6 W.M.
8 OD Romkje (tjotter)
9 OD Dubbeltje (tiotter)

Het vinden van oude zeilnummers

Vaak moet je dergelijke oude zeilnummers door toevalsbevindingen gewaar worden. Jaarboekjes met reglementen bestaan wel. Lijsten met schepen of zeilnummers zijn er maar beperkt in op genomen. De meest concrete informatie, die ook nog eens goed te dateren is, is te halen uit het Nederlandsch Jachtregister 1924 - 1925, maar deze is niet compleet en heeft slechts betrekking op het jaar 1924. In het bijbehorende supplement uit 1925 zijn correcties opgenomen.
Niet zichtbaar op zwart/wit foto’s is het verschil in kleur gebruik van de letters (en cijfers) in de zeilen. In Noord-Nederland gebruikte men zwarte letters, in Holland donker rood.
In het citaat: …..“De indeeling der ronde- en platbodemjachten”, waarbij tevens een beschrijving gegeven werd van verschillende typen” …. is sprake van een indeling naar types. Pas in 1965 werd er aan deze suggestie gevolg geven. De huidige klasse indeling bij de ronde en platbodemjachten kreeg toen vorm.

WedstrijdMaat

In eerste instantie kregen de schepen in 1916 een WedstrijdMaat toegekend. Hiermee paste een schip in een klasse. Hierin zeilden ze dan wedstrijden. Voor de WedstrijdMaat wordt gerekend met de volgende formule: WM = ½(L+√Z) waarbij L de lengte van de waterlijn in meters is en Z het zeiloppervlak in m². In 1922 wordt er een wijziging doorgevoerd in de wijze waarop het zeiloppervlak wordt berekend. Deze wijziging betekent dat er schepen zijn die in een andere WM-groep geplaatst zijn.

Klassenindeling wedstrijdzeilboten in Nederland rond 1920

Hoe de klassen indeling voor alle geregistreerde wedstrijdzeilboten in Nederland was in de jaren rond 1920 is terug te vinden in het boek: "Het Zeilen met allerlei vaartuigen, ter spelevaart en ten wedstrijde", uit het hoofdstuk “de zeilwedstrijden” door C.H.M. Philippona 1919.

(Philippona)……. Voor hen die als deelnemers of als toeschouwers zeilwedstrijden bezoeken, zij hier de verschillende bij de zeilnummers der verschillende wedstrijdklassen behoorende letters opgegeven. De deze letters voorstellende seinvlag, wordt op wedstrijden van af het startvaartuig vertoond, gedurende de vijf minuten welke tusschen het voorbereidingsschot en het startschot voor die klasse verloopen.

De jachten varen tijdens den wedstrijd deze letters met de volgnummers in den bovenhoek van hun grootzeil

A = Voorgiftklasse A
B = Voorgiftklasse B
C = Voorgiftklasse C
D = Voorgiftklasse D
E = interntionale 12 meterklasse
H = internationale 8 meterklasse
J = Dinghies of 12- voetsjollen
K = 60m² Kruiserklasse
L = internationale 6 meterklasse
M = 35m² Kruiserklasse
Q = Scheldejollenklasse
R = 45 m² open jachten
O = Ronde- en platbodemjachten (zie uitsplitsing)
= 75 m² Kruiserklasse
= 45 m² Kruiserklasse
V = Voorgiftklasse V
W = Voorgiftklasse W
X = Nationale of Spoorklasse
Y = Regenboogklasse
      (deze voert echter een ∩ op het zeil boven het nummer)
Z = Vrijbuiterklasse.

Ronde en Platbodemjachten

Kajuitschepen​

OA = overdekt groot boven 9.5 W.M.(WedstrijdMaat)
OB = overdekt groot boven 7.5 tot en met 9.5 W.M.
OC = overdekt groot tot en met 7.5 W.M.
Open schepen

OD = niet overdekt groot boven 6 W.M.
OE = niet overdekt groot boven 5
           en tot en met 6 W.M.
OF = niet overdekt groot tot en met 5 W.M.
OG = groote klasse schouwen
OH = middel klasse schouwen
OK = kleine klasse schouwen
OL = klasse Tjotters van 4.80 M.

De klassen OA, OB en OC waren kajuitschepen, de klassen OD, OE en OF waren open schepen. Of de klassen OG tot en met OL ooit hebben gevaren is onduidelijk. Schouwen voeren gewoon mee onder de registratie OD, OE en OF. Er is wel een voorstel geweest om in de klasse schouwen een streep onder de lettercombinatie te plaatsen. 
Kanttekeningen bij de voorwaarden voor de Ronde en Platbodemjachten worden in 1922 ondermeer door de zeilvereniging “De Nieuwe Meer” uit Aalsmeer geplaatst.

In 1922 staat in De Watersport op bladzijde 31 over Ronde en platbodemjachten het volgende: “ … veel interessante wedstrijden waren er niet in deze klasse, die daarvoor ook eigenlijk te klein is. Frans Naerebout van de heer Bernhard verscheen negen maal, doch had weinig concurrentie. Over de kleine open platbodemjachten kunnen wij zwijgen, daar deelneming nihil was”. 
Op bladzijde 96 een uitbreiding van de bepalingen : “Voor de OC klasse zal het aantal amateurs vrij zijn, evenals voor de OA- en OB schepen. Echter is in de OA- en OB klasse een amateur-stuurman niet verplicht. In de OC klasse wel …… “Nieuwe Meer” krijgt niet gedaan dat buiten de OD-klasse (grootste open tjotters en schouwen) een jager of halfwinder gevoerd mag worden. Om financiële redenen, daar in de klassen OE en OF vaak de jongere zeilers zitten, zal alleen met grootzeil en fok mogen worden meegedongen”.
Vervolgens worden op de bladzijden 110, 111 en 112 voorstellen gedaan om reglementen voor Ronde en platbodemjachten aan te passen. Zo wordt voorgesteld om in de klassen OA, OB en OC gebruik te maken van de WedstrijdMaat. Voor de overige klassen worden de lengte en breedte bepalend. De klasse OD zijn tjotters (inclusief Friese jachten) tot 7 x 3 meter. De klasse OE zijn tjotters (inclusief Friese jachten) tot 5.60 x 2.75 meter. En de klasse OF zijn tjotters tot 4.80 x 2.50 meter.
De schouwen worden in dit voorstel ondergebracht in aparte klassen OD, OE en OF. Onder deze letters moet dan een streep worden geplaatst. De lengtes over de stevens zijn hier 6 x 1.80m, 5.5 x 1.55m en 4.75 x 1.42m. De streep moet 7.5cm dik zijn.
In de klasse OA mogen vijf betaalde bemanningsleden aanwezig zijn, in de klasse OB is dit aantal vier. In de klassen OD en OE mogen drie betaalde bemanningsleden aanwezig zijn. Voor de andere klassen mogen twee betaalde bemanningsleden aan boord zijn.

In hoeverre deze bepalingen werkelijk bekrachtigd zijn is niet duidelijk. 

Noord-Nederlandse Watersportbond

Bij de Noord-Nederlandse Watersportbond, met name in Friesland, zeilden tjotters en schouwen in wedstrijd verband. De zeilnummers en zeiltekens die hier gebruikt werden, zijn goed op de volgende foto te zien. 

Links op de foto een schouw met sprietzeilen het karakteristieke zeilteken. In het midden van de foto een tjotter met een streep onder het zeilnummer. Er zijn nog altijd tjotters die deze streep in het zeil hebben staan.
Links op de foto een schouw met sprietzeilen het karakteristieke zeilteken. In het midden van de foto een tjotter met een streep onder het zeilnummer. Er zijn nog altijd tjotters die deze streep in het zeil hebben staan.

GWS schouwen varen met alleen een nummer in het zeil.

1965 - nu

In 1965 wordt een nieuw klassenreglement voor Ronde en platbodemjachten van kracht. De wedstrijdmaat uit 1915 wordt ingeruild voor de TCF, de tijdcorrectiefactor. Er komt een indeling naar type schepen en hun lengte, er komt één regeling voor schepen met en zonder kajuit, in de TCF wordt de breedte en het totale zeiloppervlak in de berekening meegenomen. De klassen TA, VA, VC, ZC maar ook RE en anderen ontstaan. De Staverse jollen kregen een eigen plaats. Alle Ronde en platbodemjachten moesten om in aanmerking te komen voor een nieuwe meetbrief hermeten worden. In alle gevallen moeten de factoren vermenigvuldigd worden met de gezeilde tijd. De eerste letter in het zeilnummer verwijst naar de klasse waarin het schip valt. De tweede letter houdt verband met de lengte van de waterlijn. Het huidige overzicht is te vinden in het onderstaande schema.

De lengte van de waterlijn is bepalend voor de indeling.

Type 15,51m
en
meer
11,01 m
t/m
15,50 m
8,51 m
t/m
11,00 m
6,26 m
t/m
8,50 m
4,71
t/m
6,25 m
4,70
en
kleiner
Ronde Jachten * RA RB RC RD RE
Schouwen, Grundels e.d. * * GB GC GD GE
Tjalken T TA TB TC * *
Vissersvaartuigen V VA VB VC VD VE
Hoogaarsen H HA HB HC * *
Zeeschouwen * * ZB ZC ZD *
Staverse Jollen * * * JC JD *
Klippers K KA * * * *

Het uitgedachte systeem met tijdcorrectiefactor is aangescherpt en verbeterd. Nu, in 2015, wordt gezeild met de zogenaamde TVF, de tijdverrekenigsfactor. Het aantal klassen waarin uitgekomen kan worden is groter geworden. De hoogaarsen en klippers hebben eigen zeilnummers gekregen en vormen eigen klassen. In de VA-klasse wordt fanatiek gezeild met een groot aantal deelnemers.

Vragen, vragen, vragen ......

Tenslotte blijft de volgende vraag open: “Heeft het wel of niet betalen van het jaarlijks ‘nummergeld’ te maken met het intrekken en heruitgeven van zeilnummers?” Een archief met oude registraties van zeilnummers heb ik niet terug kunnen vinden. Navraag bij het KNWV leverde geen informatie op.

Van de heer Dr Ir. J. Vermeer is bekend dat hij bij voor zijn boek "Het Friese Jacht" gebruik kon maken van een archief bij het KNWV. Toen hij enige jaren later het zelfde onderzoek wilde doen voor zijn boek "De Boeier", was dit archief niet meer beschikbaar.

In Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam en het Scheepvaartmuseum in Sneek zijn in de bibliotheken wel jaar- of handboekjes van het KNWV of hun voorgangers aanwezig.

Wie weet meer?

Verantwoording

Zonder hulp van Jeanette Tigchelaar, Elisabeth Spits, Marja Goud, Marijke Ruijs,Ton Hartog, Jurjen van Deen, Peter Hamer en Dirk Huizinga had ik dit stuk niet kunnen schrijven.

Gerard ten Cate, Zuidlaren April 2015

Terug naar vorige pagina