Watersport tijdschrift "De Golfslag" 1934-1965

Orgaan van de Unie van Watertoeristen en de Noord Nederlandse Watersportbond

Begin maart 1929 werd de Unie van Watertoerisme opgericht die zich tot doel stelde de ANWB te helpen het  toerisme te water de economisch zware tijden door te loodsen. Die samenwerking zou overigens geen lang leven beschoren zijn. Toen de Unie probeerde haar invloed binnen de afdeling watertoerisme van de ANWB te vergroten en zeggenschap wilde in de redactie van de  Waterkampioen, verbrak de ANWB de samenwerking. Het conflict leverde een nieuw watersporttijdschrift op: De Golfslag. Het eerste nummer verscheen half april 1934. Geen eenvoudige periode om met een nieuw watersportblad aan te komen. Het blad heeft tot 1965 bestaan.

Gerard ten Cate is verwoed verzamelaar van alles wat met de "oude" watersport te maken heeft. Hij bezit een grote collectie oude Ansichten, boeken en tijdschriften. Veel daarvan hebben we al op deze website kunnen publiceren. Onlangs heeft hij de hand weten te leggen op de volledige jaargangen van het tijdschrift "De Golfslag" wat tussen 1934 en 1965 heeft bestaan. 
In deze tijdschriften staan een aantal zeer lezenswaardige artikelen over onderwerpen die veel met het Stamboek hebben te maken. Gerard heeft hiervan een selectie gemaakt met artikelen over de grote en kleine tjotter, de Friesche schouwen, het admiraalzeilen en de Hardzeildag van 1850 in Sneek.

Mededelingen van de Noord Nederlandse Watersport Bond

In 1935 werd een lijst gepubliceerd van de diverse wedstrijdklassen met hun eigenaren:
Lijst van bij de N. N. W. B. geregistreerde jachten, waaraan voor 1935 het Certificaat werd uitgereikt of het Certificaat verlengd.
Het Bestuur wijst er met nadruk op, dat tot de wed
strijden geen klasse-schepen mogen worden toegelaten, welke niet op deze lijst voorkomen!


 

De Friese Wildschieter

De wildschieter is een echt Fries vaartuigje, dat in hoofdzaak gebruikt wordt bij de jacht op waterwild.
Het scheepje is licht en kan dus gemakkelijk over de polderdijken worden getrokken om het wild te bereiken;
"t gaat niet diep, zodat ’t geen bezwaar oplevert om over ondergelopen land te varen. Ook op het diepere water
met zwaardere golfslag is het gemakkelijk te hanteren, het is zeewaardig en zeer snel.

Ook dit Friese scheepje gaat zijn ondergang tegemoet, het wordt in hoofdzaak verdreven door de roeíschouw.

De wildschieter wordt van eikenhout gebouwd en vereist een behoorlijke vakbekwaamheid en routine, terwijl de roeisohouw ook wel van eiken, doch het meest van vurenhout wordt gebouwd. De wildschieter vraagt dus meer aan materiaal en aan arbeidsloon. Het Scheepje komt nog het meest voor in Friesland in de omgeving van Oppenhuizen en Uitwellingerga.

Deze tekening is gemaakt naar de Wildschieter, die behoort aan den heer W. Zeijl te Sneek; ze is gemaakt door wijlen den bekenden scheepsbouwer van Friese schepen, den heer Bijl te Oppenhuizen. Het is zeer zeker het laatste scheepje dat door Bijl is gebouwd.

In het Fries Scheepvaart Museum te Sneek is nog een pracht-model van een Friese boeier van hem, terwijl daar ook nog een model van een wildschieter is. Misschien komt het Bestuur van dit Museum er ook nog eens toe om een plaatsje in te ruimen voor tekeningen van de oude Friese schepen?

De wildschieter is van eikenhout gebouwd, ze is 4.00 M. lang en 1.25 M. breed over alles. Bij de voorsteven zitten aan iedere kant een hol en ook de voorsteven zelf is van boven hol. Dit is zo gemaakt om het geweer of ’t ganzenroer er in te leggen en steun te geven bij het vuren. Er zijn geregeld twee paar roeiriemen bij en een zwaard, dat aan een leren riempje wordt opgehangen. Het zeil is niet groot en er wordt dan ook maar alleen met een lopende wind mee gezeild. De maten van liggers, huid en inhouten zijn op de tekening allen in m.M. aangegeven.

De heer A. ten Cate, de vorige voorzitter van de Kon. Zeilver. Sneek, schonk indertijd aan het Wilhelminapark te Sneek een wildschieter voor de vijver. Wanneer deze goed onderhouden wordt, blijft dit scheepsmodel nog lang voor het nageslacht bewaard.


 

De N.N.W.B.-klassen: de kleine tjotter

Hierbij de tekening van een tjotter, lengte tot en met 4.70 m., breedte tot en met 1.70 m. Het zeiloppervlak moet beneden 16m2. oppervlakte blijven; de fok wordt gemeten volgens de voor-driehoek. Dit is de kleinste tjotterklas van de Noord Nederlandse Watersport Bond; het zeilteken is het nummer met een streep er onder, dus net andersom als bij de 7.10 m. klasse. Deze kleine tjotter is de enigste soort die nog geregeld op de wedstrijden van de verenigingen, aangesloten bij de N.N.W.B., uitkomt en ons nog verheugt door een tamelijk goede deelname.


 

De N.N.W.B.-klassen: de (grote) tjotter

Ook wordt er een uitlegging gegeven over de benaming Tjotter. Deze benaming komt voor het eerst voor op een programma in 1882 voor de Hollandia zeilwedstrijden. Ook wij spraken in onze jonge jaren van boeiers en jachten en van booten doch nimmer van Tjotter. Het zou wel eens aardig zijn wanneer de oude zeilvereenigingen eens in hun archieven nasnuffelden wanneer bij ons voor het eerst deze naam Tjotter werd gebezigd. C.H M. Philippona wil het afleiden van het plat Duitsche woord tiodute toiodute jodute, welke woorden weer een samenstelling zouden zijn van thiodute en dit beteekent een uitroep voor volk aan dek. Door de zeer hooge zeilen zou het bevaren steeds moeilijker worden; vandaar de uitroep tiodute en de verbastering Tjotter. Ook noemt hij 't een Friesche verbastering van Kotter, zooals het Hollandsche kerk in het Friesch tsjerk is, zou dan van Kotter Tjotter komen.


 

De N.N.W.B.-klassen: De (groote) schouw

De schouw is een speciaal Friesch vaartuig dat voor allerlei doeleinden in het bedrijf wordt gebezigd. Het is dus niet een speciaal pleziervaartuig. Toch werd de schouw al zeer spoedig voor het wedstrijd-zeilen ingericht en ontstonden er verschillende klassen in. In de klas van 1.80 breed werd voor ruim dertig jaar reeds zeer vinnig gestreden en er bestond toen voor deze klas geen andere bepaling, clan de maximum breedte van 1.80m. Er werd dan met windstilte een verschrikkelijk groot tuig op gezet; er waren er die 40m. oppervlakte hadden en het is ongelooflijk hoe of die „waterrotten" van voorheen deze scheepjes boven water konden houden. Wanneer ze deze zeilen voerden en er kwam een beetje wind, dan sleepten de zeilschootsblokken in het water en spoot het water door de reefgaatjes heen; dan was het hoozen en nog eens hoozen en met de ballast werken. Onze jongelui van thans hebben nu maar speelwerk daarbij vergeleken. Vele van die schouwen behooren reeds tot het verleden. Een mooi voorbeeld van zo'n schouw is de 'Nootedop', een schouw gebouwd in 1880.


 

Een nieuwe schouw als opleidingsboot

Voor het „Koninklijke Fonds voor het onderwijs in de scheepvaart" te Amsterdam is bij de N.V. Scheepswerf voorheen J. Hendriks te Dodewaard, een derde instructievaartuig in aanbouw, dat onder de naam „Prinses Beatrix" op de Nederlandse wateren zal varen. Het schip zal in deze maand door de prinses zelf te water worden gelaten.
Het wordt een jacht van 54 meter lengte, dat evenals zijn beide voorgangers aan het dek enige sloepen zal hebben, die men nodig heeft voor de practische opleiding van de leerlingen aan boord van deze schepen om te roeien en te zeilen.
De voorzitter van de „Stichting ronde- en platbodemjachten", de heer C. J. van Waning te Rotterdam heeft, geïnspireerd door de ijzeren GWS-schouwen, enige tijd geleden voorgesteld om voor dit doel nu eens een paar Friese schouwen te gebruiken met enkele wijzigingen. O.a. moeten deze schouwen onzinkbaar zijn en het hier toegepaste sprietzeil werd vervangen door een gaffelzeil. Het ontwerp voor deze schouw is gemaakt door de heer L. Stelwagen te Grouw. Er zijn nu twee van deze schouwen in aanbouw bij de scheepswerf van Gebr. Valentijn te Langeraar (Z.H.). Deze schouwen worden vijf meter lang en voeren een tuigoppervlak van 14 m2. Dit tuig wordt gemaakt door de firma Molenaar in Grouw. De jonge varensgasten zullen dus binnenkort opleiding krijgen in Friese schouwen.


 

Het admiraalzeilen

Tijdens onze vaartocht, vorige zomer, werd ons door een dame gevraagd, wat nu eigenlijk dat admiraalzeilen wel was en betekende. Wij beloofden die dame in „De Golfslag" antwoord op deze vraag te geven, omdat wij overtuigd zijn dat ook meerderen wel eens iets over de admiraalschapzeilen - zo noemde men het vroeger! - willen weten. 
Het eigenlijke zeilen in Admiraalschap vindt het ontstaan in het gilde-wezen. Zoals in vroeger tijden de ambachten in gilden waren onderverdeeld en gegroepeerd, zo hadden ook de zeilers - laten wij zeggen - hun gilde. Het is de bekende dichter en voordrachtkunstenaar Hullebroek, die, laat hij ons doen denken aan de gilden, ook direct doet denken aan de gildefeesten. Volop jolijt en een glas „met wat er was". Zo hadden dan ook in vroeger dagen de zeilers - motorjachten als speel-vaartuigen waren er toen niet - hun gildefeesten, bestaande uit een optocht met daarna een feestdis, kanonades en vuurwerk. Dat de zeilers die optocht op het water hielden, dat spreekt wel vanzelf. Meestal werden de speelvaartuigen in drie groepen verdeeld, waarvan aan het hoofd van iedere groep een bevelvoerder werd aangewezen. Die leiders werden betiteld met Admiraal, vice-Admiraal en Schout bij Nacht.


 

Een Hardzeildag van 80 jaar terug (1850 ....)

De K.Z.V. Sneek staat klaar om de duizenden te ontvangen op de Kermis-Woensdag, zoals ze dat al een tachtig jaar heeft gedaan. Ondertussen heeft de watersport een geweldige verandering ondergaan, zodat men haast van een revolutie spreken kan. Om de Hardzeildag heen heeft zich een hele zeilweek gevormd, die stellig de roem die dit oude Volksfeest heeft bezeten, nog zal vergroten. Het lijkt ons wel aardig eens een greep te doen uit de geschiedenis van onze oude Zeilvereniging en wij doen dat aan de hand van twee advertenties uit de Leeuwarder Courant, uit het jaar voor de oprichting der Zeilvereniging en uit liet oprichtingsjaar zelve. Daarnaast geven we een verslag uit dezelfde courant van de eerste verenigingswedstrijd.

pdf Artikelen uit De Golfslag in de jaren 1934-1965

Terug naar vorige pagina