De platen bij de Inleiding Scheepsmodellen en Scheepsbouwkundige Teekeningen

Een aantal platen in het boek met diverse beschrijvingen

Het is thans voor het eerst in deze inleiding dat over andere dan getuigde modellen wordt gesproken en het wordt daarom tijd, de verschillende soorten eens nader te bezien. Wil een model een volledig beeld geven van een zeilschip, dan behoort het, dit spreekt vanzelf, getuigd te zijn. Alleen dàn vormt het werkelijk een verkleinde uitgave van het vaartuig, zooals dit, ontstaan en vervolmaakt in de practijk der eeuwen, één geheel vormde met het water waarop het zeilde. Om die reden zijn dan ook wel de getuigde modellen vervaardigd, die, al naar gelang de grootte, een sieraad vormen voor elke zaal of kamer. De fraaie lijnen van den romp, die vroeger ook een kenmerk waren van onze eenvoudige binnenschepen, vormen mèt het ranke tuig één harmonisch geheel, aan welks bekoring niemand ontkomt, wiens oog voor dergelijke indrukken slechts eenigszins vatbaar is. Bovendien kunnen zij als instructiemodel een onuitputtelijke bron van leering vormen voor hen, die in de "scheepsbouwkonst" en het hoe en waarom van de onderdeel en der tuigage verder wenschen door te dringen.

Beschrijvingen van de jachten in het boek

153.    Getuigd model van een Hekjacht. 18e eeuw. Lengte over de stevens 61 c.M. Inv. A. 115 (12).
Bezaantuig, strijkende mast. Het hekjacht, dat zijn naam ontleent aan het open „hek- op het achterschip, is wel als een afstammeling te beschouwen van de 17e eeuwsche speeljachten, waarvan de lijnen zich eenigszins hebben gewijzigd. Evenals bij het speeljacht eindigen ook hier de huidgangen op een platten spiegel. Het model is alleen vóór den mast overdekt.
154.    Model van een Trekjacht. 18e eeuw. Lengte over de stevens 67 c.M. 1). Inv. S. 663 (2). Plaat 43. Schenking van wijlen den Heer Jerem. Meyjes Jr.
Trekjachten zijn hier te lande veelvuldig in gebruik gekomen, toen in de 18e eeuw zoo vele buitenplaatsen aan de boorden van den Amstel, Vecht en andere wateren verrezen. Het model heeft nog den platten spiegel en het open hek daarboven, beide afkomstig van het 17e eeuwsche speeljacht.
155.    Getuigd model van een jacht, genaamd „de Vrouw Jacomina". 18e eeuw. Lengte over de stevens 67 c.M. Inv. A. 115 (11).
Bezaantuig, strijkende mast. Het voorschip vertoont eenige overeenkomst met dat van een boeier. Echter doet het achterschip met zijn platten spiegel meer denken aan dat van een statenjacht en het vaartuig is dan ook vermoedelijk een voorlooper der latere spiegeljachten. (Zie ook No. 169).
156.    Getuigd model van een open jachtje. Gemerkt 1722. Lengte over de stevens 132 c.M. Inv. A. 118 (10).
Bezaantuig, strijkende mast. De naar het hek sterk oploopende lijnen van den romp vertoonen veel overeenkomst met die van de 17e eeuwsche speeljachten, echter heeft het model in plaats van den platten spiegel een rond toeloopend achterschip. Voorts heeft het smalle zwaarden. 
157.    Getuigd model van een IJsschuitje. Gemerkt 1736. Lengte over de stevens 20 c.M. Inv. A. 125 (23).
Bezaantuig. Het model heeft een scherpen boeg, maar ook ijsschuitjes in den vorm van een kleinen tjotter kwamen voor.
158.    Getuigd model van een Boeier. 18e eeuw. Lengte over de stevens 137 c.M. Inv. A. 125 (22).
Bezaantuig, strijkende mast. De boeier is in de tweede helft der 17e eeuw in gebruik gekomen, het vaartuig komt op de schilderijen van Abraham Storck herhaaldelijk voor en het is hier te lande gedurende de geheele 18e en 19e eeuw het pleizierjacht bij uitnemendheid gebleven. In den regel was de boeier glad gebouwd; het roer draagt in de 18e eeuw den gebruikelijken gebeeldhouwden roerkop, welke wel de oorsprong zal zijn van den naam „kopjacht" voor deze vaartuigen. Voorts zijn op het boord aan beide zijden van den stuurstoel gebeeldhouwde engelen-kopjes geplaatst. De kap van de roef loopt over de volle breedte van het vaartuig. Aan den strijkenden mast wordt het gewone bezaantuig gevoerd, met dien verstande dat de 18e eeuwsche gaffel nog zeer kort en recht is en geheschen wordt aan een enkel val, dat over een schijf in den hommer loopt.
159.    Getuigd model van een Boeier, genaamd „Egbert". 18e eeuw. Lengte over de stevens 86 c.M. lnv. A. 125 (2).
Bezaantuig, strijkende mast. Zie de aanteekening bij het model No. 158.
160.    Getuigd model van een Boeier. Aanvang 18e eeuw. Lengte over de stevens 126 c.M. Inv. A. 149 (3). Plaat 17.
Bezaantuig. Vaste mast. Het model draagt op de zwaarden het monogram van Carl Albert, Keurvorst van Beieren. Vermoedelijk is het voor dezen vervaardigd, toen zijn vader Maximiliaan Emanuel van Beieren in de Zuidelijke Nederlanden het stadhouderschap bekleedde (1700-1714). Zie nader het eerste Jaarverslag, bijlage B. en de aanteekening bij het model No. 158.
161.    Getuigd model van een Boeier. 18e eeuw. Lengte over de stevens 102 c.M. Inv. S. 296.
Bezaantuig, strijkende mast. Zie aanteekening bij het model No. 158.
162.    Getuigd model van een Boeier, genaamd „Zaanstroom". 1750. Lengte over de stevens 104 c.M. Inv. B. 35.
Staand gaffeltuig. De Zaanstreek was reeds vroeg een der centra van watersport in ons land, waar de boeier veel in gebruik was. Het staande gaffeltuig was blijkens de bestaande afbeeldingen echter wel een uitzondering. Het model heeft evenals No. 21 op B.B.'s rust de kleine knecht, dienende voor het val van het topzeil.
163.    Getuigd model van een Boeier. Midden 18e eeuw. Lengte over de stevens 104 c.M. Inv. A. 111 (6).
Staand gaffeltuig. Het model, dat waarschijnlijk van denzelfden maker is als het voorgaande, verschilt daarvan slechts in onderdeelen.
164.    Getuigd model van een Boeier. Midden 18e eeuw. Lengte over de stevens 104 c.M. Inv. A. 118 (5).
Bezaantuig, strijkende mast. De lijnen van den romp verschillen sterk van den gewonen boeiervorm. De stevens vallen meer, het voorschip loopt hooger op en de boorden zijn van boven ietwat ingehaald. Ook loopt de kap van de roef niet door tot tegen boord, maar aan beide zijden is een gangboord vrijgelaten. Tot de verzameling van het Rijksmuseum behoort een dergelijke boeier uit 1757, waarbij het wapen van Vlissingen in het ornament is opgenomen; wellicht behoorden deze vaartuigen dus in Zeeland thuis.
165.    Getuigd model van een Dordtschen boeier, gemerkt 1751. Lengte over de stevens 140 c.M. Inv. A. 149 (5). Plaat 24.
Bezaantuig, strijkende mast. Een der kenmerken van de typische Dordtsche boeiers was de overnaadsche bouw en de bij den voorsteven terugvallende boegen. Voorts waren zij voorzien van een zeer breed roer, van vorm sterk afwijkend van de roeren der gladgebouwde boeiers. De kap van de roef laat aan beide zijden een gangboord vrij. Ook in de Zaanstreek kwamen deze overnaadsche boeiers voor; van Loon vermeldt in 1838 het verdwijnen dezer fraaie vaartuigen. Het model heeft tegen de achterzijde der roef het wapen van Dordrecht.
166.    Getuigd model van een open zeilschuit. Aanvang 19e eeuw. Lengte over de stevens 85 c.M. Inv. S. 663 (3). Schenking van wijlen den Heer Jerem. Meyjes Jr.
Bezaantuig. Vaste mast. Het model heeft veel overeenkomst met de latere tjotters. Het heeft echter nog den 18e eeuwschen roerkop en een houten boegspriet.
167.    Getuigd model van een Boeier, genaamd „De twee Gebroeders". Aanvang 19e eeuw. Lengte over de stevens 102 c.M. Inv. A. 118 (4).
Bezaantuig, strijkende mast. Zie de aanteekening bij het model No. 158.
168.    Getuigd model van een Boeier. Gemerkt 1815. Lengte over de stevens 59 c.M. Inv. S. 897. Plaat 58. Schenking van den. Heer D. Th. Ruys te Amsterdam.
Bezaantuig. Strijkende mast. Het fraaie model stelt den overnaadschen boeier voor, welke in 1815 door den constructeur P. Schuyt Jr. op de marinewerf te Amsterdam werd gebouwd en door Koning Willem I ten geschenke werd gegeven aan den Keizer van Rusland 1). Het stuk, dat oorspronkelijk in het bezit was van den bouwer van het jacht, was bij ontvangst in het museum geheel compleet, op den helmstok na, welke in het museum is aangemaakt. Het mastschild is versierd met den dubbelen Russischen adelaar.
169.    Getuigd model van een Paviljoenjacht. Eerste helft 19e eeuw. Lengte over de stevens 81 c.M. Inv. A. 2194 Plaat 61.
Bezaantuig, strijkende mast. De paviljoenjachten, ook wel spiegeljacht genaamd, vereenigden het paviljoen en het platte achterschip van het statenjacht met de roef en de stuurkuip van den boeier. Evenals deze voerden zij een bezaantuig. Zij kwamen in de tweede helft der 18e eeuw in gebruik en werden hier vermoedelijk ook nog in de tweede helft der 19e eeuw gebouwd').
170.    Getuigd model van een Boeier, genaamd „Bertha". 19e eeuw. Lengte over de stevens 91 c.M. Inv. A. 118 (6).
Bezaantuig. Vaste mast. Het model wijkt in zooverre van de voorgaande boeiers af, dat de overloop voor de schoot van het grootzeil niet in de stuurkuip, maar er achter op de achterplecht is aangebracht. Voorts draagt het roer niet meer den manskop als versiering, maar een vergulden liggenden leeuw, welke in de 19e eeuw op de boeiers algemeen in gebruik kwam.
171.    Getuigd model van een Frieschen boeier. Tweede helft 19e eeuw. Lengte over de stevens 64 c.M. Inv. S. 906 (1). Schenking van Mevrouw E. D. de Greve te Amsterdam.
Bezaantuig. Vaste mast. Volgens inlichtingen van de schenkster zou het model op schaal 1 : 20 zijn vervaardigd naar den boeier „Stanfries", welke te Joure voor de familie Eysinga werd gebouwd. Van de boeiers, die in verschillende streken van ons land werden gebezigd, heeft zich de Friesche het langst en het best gehandhaafd. Lijnen en verhoudingen van den romp voldeden aan bepaalde kenmerken welke in 1915 op het Congres voor Watersport nader zijn vastgelegd. Overigens verschilt het model niet van de voorgaande boeiers, met dien verstande dat het in plaats van de houten boegspriet een ijzeren botteloef heeft, eveneens een kenmerk van de Friesche boeiers uit de 19e eeuw.
172.    Getuigd model van een Friesch Jacht, genaamd „Voorwaarts". 1881. Lengte over de stevens 451/2 c.M. Inv. S. 1225 (2). Schenking van wijlen den Heer J. Stofberg.
Bezaantuig. Strijkende mast. De schenker, in leven scheepsbouwer te Mijdrecht, vervaardigde zelf het model, vermoedelijk naar een door hem gebouwd jacht. Het „Friesche Jacht" is een klein soort open boeier, gewoonlijk slechts voorzien van een losse voorplecht. Voorts is het jacht naar verhouding breeder dan de boeier, daar de lengte gewoonlijk slechts het dubbele van de breedte bedraagt.
Evenals de boeier heeft het jacht een berghout en een ijzeren botteloef, welke voor het wedstrijdtuig kan worden vergroot met een verlengstuk voor het voeren van een kluiver. Zoowel het jacht als de tjotter hadden n.l. in Friesland veelal twee tuigages, een hooge en een lage, waarvan de eerste, indien de gelegenheid het toeliet, vooral op wedstrijden werd gebruikt.
173.    Getuigd model van een Friesch Jacht. Tweede helft 19e eeuw. Lengte over de stevens 94 c.M. Inv. A. 125 (3).
Bezaantuig. Strijkende mast. Zie de aanteekening bij het voorgaande model.
174.    Getuigd model van een Tjotter. Tweede helft 19e eeuw. Lengte over de stevens 47 c.M. Inv. A. 520. Plaat 96.
Bezaantuig. Strijkende mast. De tjotter heeft veel overeenkomst met het Friesche Jacht, hij is echter kleiner, gewoonlijk geheel open en naar verhouding niet zoo breed. Bovendien heeft het vaartuig meestal geen berghout. Evenals de Friesche jachten komen ook de tjotters zoowel glad als overnaads gebouwd voor. Het model is vóór den mast overdekt.
175.    Rompmodel van een Tjotter. 2e helft 19e eeuw. Lengte over de stevens 102 c.M. Inv. A. 131 (2).
Bezaantuig. Ingericht voor strijkenden mast. Het model is overnaads gebouwd. Zie overigens de aanteekening bij het voorgaande model.
176.    Getuigd model van een Schokkerjacht, genaamd „Watergeus". Tweede helft 19e eeuw. Lengte over de stevens 43 c.M. Inv. S. 1775. Schenking van den Heer C. E. Plugge te Haarlem.
Bezaantuig. Vaste mast. Volgens overlevering een model van het schokkerjacht „Watergeus", vroeger in bezit van Prins Willem Frederik Hendrik.
177.    Getuigd model van een Schokkerjacht. Tweede helft 19e eeuw. Lengte over de stevens 41 c.M. Inv. A. 1110 (2).
Bezaantuig. Vaste mast.
178.    Getuigd model van een Hoogaarsjacht, genaamd „Oscar en Virginie". 1878. Lengte over de stevens 73 c.M. Inv. A. 439 (1).
Bezaantuig. Strijkende mast. De strijkende mast is op de eigenlijke hoogaarsen, welke de vischvangst uitoefenen, niet gebruikelijk.
179.    Rompmodel van een Middenzwaardjacht. Laatste kwart 19e eeuw. Lengte over de stevens 50 c.M. Inv. S. 10 (3). Schenking van wijlen den Heer A. W. M. Mensing.
De scherpe zeiljachten, met het oog op onze ondiepe wateren veelal voorzien van een lichtbaar middenzwaard, kwamen hier te lande in het midden der 19e eeuw in gebruik. Het model heeft den loodrecht staanden rechten voorsteven, welke tot in de negentiger jaren werd toegepast.
180.    Getuigd model van een Kieljacht. Einde 19e eeuw. Lengte over alles 124 c.M. Inv. A. 2057 (2).
Kottertuig. Vaste mast. Het model onderscheidt zich door zijn groote lengte in verhouding tot de breedte (17,2 c.M.). Zie voor een dergelijk jacht de afbeelding in Phil. Daryl. Le Yacht, (1890) blz. 223.
181.    Getuigd model van een Friesche schouw. Einde 19e eeuw. Lengte over de stevens 117 c.M. Inv. A. 567. Plaat 98.
Bezaantuig. Strijkende mast. De Friesche schouw is een platboomd vaartuig, waarvan de zijden slechts uit 2 of 3 breede planken bestaan, welke zoowel voor als achter tegen een platten spiegel eindigen. Het geheel krijgt daardoor een eenigszins hoekig aanzien. Gewoonlijk is de bodem vóór en achter opgebogen.Het tuig is het gewone bezaantuig; evenals bij de tjotters wordt de fok uitgehaald op een botteloef. De inwendige inrichting is afhankelijk van de grootte. Kleine schouwen zijn gewoonlijk geheel open; grootere zijn vóór den mast overdekt, maar ook komen schouwen voor met een gesloten kajuit.

Andere modellen in het museum

Getuigd model van schokkerjacht, 'Watergeus' tweede helft negentiende eeuw. Lengte 430 mm, maker onbekend.
Getuigd model van schokkerjacht, 'Watergeus' tweede helft negentiende eeuw. Lengte 430 mm, maker onbekend.
Terug naar vorige pagina