De visserij van Arnemuiden
De schepen en hun bemanning

Het boek geeft een inzicht in de Arnemuidse visserij, de schepen met hun bemanning, door de jaren heen. Doordat Arnemuiden vroeger aan open water lag, was de visserij al in een vroeg stadium een bron van inkomsten. Arnemuiden ligt sinds 1871 niet meer aan het open water, maar de visserij is wel gebleven. Al is dat, wat betreft het aantal schepen, in afgeslankte vorm. Omdat begin 1900 veel gezinnen naar Vlissingen vertrokken, is er sprake van een sterke verwevenheid tussen de visserijgemeenschappen van beide plaatsen. Overigens hebben ook veel Arnemuidenaren op de Colijnsplaatse, Goereese, Thoolse en Veerse vloot gevaren en ook nu nog op vissersschepen onder buitenlandse vlag. Het boek beperkt zich tot de Arnemuidse visserij op de Noordzee en op de Zeeuwse stromen. De plaatsen Veere, Vlissingen en later Colijnsplaat dienden vroeger voor veel Arnemuidse vissers als thuishaven. Vlissingen is de haven geworden waar de meeste Arnemuidse kotters nu wekelijks afmeren en waar ook de visafslag is gevestigd.
Stukje geschiedenis
In de tweede helft van de negentiende eeuw wachtten de Arnemuidenaren grote veranderingen. Naar aanleiding van een aan te leggen spoorlijn naar Vlissingen werd in 1868 een begin gemaakt met de aanleg van de Sloedam. Dat betekende de afsluiting van het Sloe en Arnemuiden werd door deze Sloedam afgesloten van open water. Ter compensatie werd het Arnekanaal gegraven dat verbinding gaf met het Kanaal door Walcheren dat in 1873 werd geopend. Doordat Arnemuiden nu te ver weg was van de visgronden, kozen de vissers voor Veere en Vlissingen als thuishaven, zodat de visgronden gemakkelijk bereikbaar bleven.
Voorbeeld van de beschrijving van één van de schepen met ARM4 als visserijnummer

Ontwikkeling van de visserij
Er werd vroeger gevist met eenvoudige zeilschepen, hoogaarzen, botters en enkele andere vaartuigtypen, dus waren de vissers geheel afhankelijk van de wind. Bij windstil weer gebeurde het wel, afhankelijk van het getij, dat de vissers een groot zeil in het water gooiden om zo voor stroom met hun vaartuig vooruit te komen en zo een visje te vangen. De wind kon ook een grote vijand van de vissers zijn. In 1881, 1903 en 1924 zijn door een plotseling opstekende storm een aantal vissersvaartuigen met hun bemanning vergaan.
Van de ruim vijfendertig schepen voor de oorlog bleven er na de oorlog ongeveer tien over. De visserij `profiteerde' van de oorlogshandelingen, doordat er gebrek aan voedsel ontstond en de vraag naar vis steeg. De oorlog eiste ook haar tol van de vloot. Verschillende vaartuigen zijn op een mijn gelopen en vergaan, waarbij ook de bemanningen omkwamen. Na de oorlog groeide de visserij groeide gestaag, de schepen werden groter en krachtiger.
Het boek
Auteur C.L. van Dijke, 2012
Grafische verzorging: Drukkerij Van Velzen BV
SBN/EAN: 978-90-9027257-3