Schouwen & Aken - Walter van Zijderveld (1996)

Een verdwijnend beeld in de polders

Jarenlang is Walter van Zijderveld (HTS Scheepsbouw en Werktuigbouw, projectleider haveninstallaties geboren in 1934 en wonende te lexmond), in zijn vrije tijd uren door de polders van de Alblasserwaard, de Krimpenerwaard, de Lopikerwaard en de Vijfheerenlanden getrokken om de in vergetelheid rakende kennis over de schouwen en aken te verzamelen. Hij heeft een groot aantal schouwen en aken in hun karakteristieke omgeving gefotografeerd. ook een meetlint was altijd bij de hand om de constructieve gegevens van de vaartuigen zeer nauwkeurig vast te leggen.
Tijdens veel, langdurige gesprekken met eigenaren, gebruikers en bouwers werden de rol en de betekenis van deze typische poldervaartuigen steeds verder ontrafeld. de resultaten van dit intensieve speurwerk naar een vervoermiddel uit de tijd, waar men vrijwel uitsluitend op waterwegen was aangewezen, zijn in het voorliggende boek vastgelegd.

Inhoud

  1. Schouwen en aken - een inleiding
  2. De waarden en de landen: waterland, land van de schouw
  3. Voortbeweging van schouwen en aken
  4. Het werken met schouw en aak
  5. Het maken en het onderhoud van schouwen
  6. Beschrijving van een aantal schouwen en aken
  7. Epiloog: het einde van het schouwentijdperk

De schouw, een eenvoudig bootje

Schouwen zijn kleine, eenvoudige en toch vaak sierlijke bootjes die iedereen wel kent, maar waar nooit veel aandacht aan werd besteed. Boeren, vissers, jagers, griend- en rietwerkers en vele anderen gebruikten ze. Voor de meesten moeten we hier inderdaad in de verleden tijd schrijven, want veel vervoer dat vroeger per vaartuig plaatsvond, gebeurt nu met wagens. Betere bemaling, daling van de grondwaterstand, ruilverkaveling, tractoren, auto's en toenemende grootschaligheid zijn allemaal factoren die ervoor hebben gezorgd dat schouwen en aken tegenwoordig niet of bijna niet meer nodig zijn.
Mensen die vroegere nog met een schouw hebben gewerkt, zullen er niet om treuren. Een schouw roept bij hen nog steeds beelden op van zwaar, hard en lang werken en weinig verdienen. In die tijd van weinig of geen luxe was de schouw op haar plaats. Het was een goedkoop vaartuig dat een handige man zelf kon maken. Het was een vaartuig zonder franje maar uiterst doelmatig en, mits gemaakt door een goede schouwenmaker, met een min of meer volmaakte vorm.

Soorten schouwen

In het voorgaande is de benaming 'schouw' al verschillende keren gebruikt. Maar welk scheepstype wordt daar nu mee bedoeld? Iemand uit Friesland of Zeeland denkt bij het horen van het woord schouw aan een heel ander soort vaartuig dan iemand uit de polders van het rivierengebied. Er zijn in Nederland verschillende soorten, zoals de Friese schouw, de Lemmer zeeschouw, de Zeeuwse schouw,  de West-Friese schouwe, de zalmschouw en de polderschouw. Elke streek had een type dat daar het beste paste, ook al zijn er algemeen geldende kenmerken.
Schouwen zijn houten of stalen scheepjes met een vlakke bodem die voor en achter tot boven de waterlijn oploopt en eindigt in een rechthoekige kop en kont. Houten schouwen zijn opgebouwd uit brede planken die in de lengte zijn gebogen.
Al heel lang geleden werden bepaalde bootjes schouw genoemd. Het woord schouw is afgeleid van het germaanse scouwe, scoude of scolde, dat vaarboom betekent en is verder afgeleid van het werkwoord scaltan (= stoten of sturen) en skaldan (= voortbomen).
Er zijn in ons land veel vaartuigen die schouw worden genoemd, maar niet aan de hier gegeven definitie voldoen. Bij de Hollandse polderschouwen is dat wel het geval, ondanks het feit dat ze per streek verschillen en weer kunnen worden onderverdeeld in onder andere boerenschouwen, melkschouwen en visschouwen.
De Hollandse polderschouwen hebben niet al te hoge zijkanten (die boorden worden genoemd) waardoor in geladen toestand weinig vrijboord overblijft. Vrijboord is de afstand tussen het wateroppervlak en de bovenkant van het boord. Dat kleine vrijboord was (meestal) geen probleem want de polderschouwen voeren op relatief beschut water. De voor- en achterkanten zijn gelijk. Beide rechthoekige koppen, die zich een eindje boven het wateroppervlak bevinden, zijn 6 tot 15 cm hoog. De Hollandse polderschouwen werden voortgeduwd of getrokken. Ze hebben de eenvoudigste vorm die een schouw kan hebben.
De Friese schouwen en de zeeschouwen hebben veel hogere boorden en hebben als kop en kont een schuinstaand bord. Ze zijn meestal voorzien van een zeil en van zijzwaarden. Ook zijn ze gecompliceerder van bouw dan de Hollandse polderschouwen.
De zalmschouw, die vroeger veel op de Lek en de Merwede werd gebruikt en ook nu nog wel als recreatievaartuig is te zien, heeft een ronde kop, een rechte achtersteven en naar binnen vallende bovenboorden. Het is dus geen schouw maar een type vaartuig dat tot de familie van de drijverschuiten behoort.

De aak

De benaming aak wordt voor veel scheepstypen gebruikt. Meestal wordt er een schip mee bedoeld met een bodem die voor en achter oploopt tot aan het dek of tot aan de bovenkant van de verschansing en die bij toenemende hoogte steeds minder breed wordt. Het voor- en achterdek is dan geheel of bijna geheel rond. Er zijn echter veel vaartuigen die aak worden genoemd, maar niet aan deze definitie voldoen.
De aken die in de polders rondvaren, horen ook bij die uitzonderingen want ze hebben voor en achter een vierkante kop, net als de schouwen. Het zijn eigenlijk grote schouwen. De naam aak is voor dit soort vaartuigen dus fout, maar is in de Zuidhollandse polders zo ingeburgerd dat iedere polderman precies weet wat er met aak wordt bedoeld. Ook in dit boek zal deze benaming worden gehandhaafd.
Per streek is de grootte, waarbij een schouw een aak wordt genoemd, verschillend. Een aak is in elk geval langer, breder en hoger dan een schouw, heeft een grotere diepgang en heeft een recht of bijna recht middenstuk. Bij houten aken zijn de boorden midscheeps in het horizontale vlak bijna altijd licht gebogen. Dat komt omdat het moeilijk is om in het midden van een gebogen plank een recht stuk te houden. De ijzeren of stalen aken vanaf circa zeven meter lengte hebben echter midscheeps wel een flink recht stuk. Alleen de boegen zijn dan gebogen. IJzer en staal laten zich namelijk over een kleine lengte gemakkelijker buigen dan hout. Een aak is dus minder rond dan een schouw en daarom lang niet zo sierlijk. Om een eenduidige indeling te krijgen wordt aangenomen dat van een aak sprake is bij een lengte vanaf zeven meter en van een schouw bij een kleiner vaartuig. De houten en een groot aantal ijzeren aken hadden dezelfde grondvorm als de schouwen. Er waren echter ook veel ijzeren aken die geknikte boorden hadden.

Van boomstamkano tot schouw

De ontwikkeling van de boomstamkano tot de grotere vaartuigen is waarschijnlijk als volgt gegaan18. Eerst was er de uitgeholde boomstam, waarvan het buitenste deel niet werd gebruikt omdat dit zacht is en snel wegrot. Deze meest simpele vorm had een bijna ronde doorsnede en was inwendig niet versterkt door spanten (kurven), maar soms wel door een rib die in het hout was uitgespaard. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de kano van de Hazendonk. Meestal had de kano een toegespitste neus. Een kano met een ronde of elliptische doorsnede was nogal instabiel. Ongeoefende kanoërs sloegen gemakkelijk om. Bovendien kon maar weinig lading worden meegenomen.
Het was een hele verbetering toen de bodem vlakker werd uitgevoerd. Ook werd ontdekt dat een scheepje met schuine boorden veel stabieler in het water lag. Maar dat alles had ook een nadeel. Als dit vaartuigje geheel uit één stam werd gehakt, bleef er door de grotere bodembreedte en de schuine zijden weinig hoogte over voor de boorden. Het scheepje had daarom weinig vrijboord en zou dus gemakkelijk vol kunnen lopen. Men vond daar in de loop der tijd een oplossing voor door de boorden te verhogen met een plank en de oplopende voor- en achtersteven hoger te maken door deze te verlengen met een brede dikke plank. Deze verhoging wordt boeisel of boeiing genoemd. Dit lijkt een heel simpele gedachte, maar het heeft zeker veel proberen en getob gekost voordat het lukte zo'n boord stevig te verhogen! De plank langs de boorden werd op zijn plaats gehouden door kromme stukken hout, die in model waren gehakt. Alles werd door houten pennen en/of ijzeren spijkers vastgezet en de naden werden waterdicht gemaakt met stukjes riet en stro. Ook mos werd hiervoor gebruikt. Een volgende stap was het verbreden van de bodem. Men hakte de bodem van een boomstam-boot doormidden of hakte elk boord apart uit en zette daar dan één of meer 'planken' tussen. De verbinding tussen bodem en boord bestond dus uit één hoekstuk.
Pas in de zestiende eeuw zijn schouwachtige vaartuigen op schilderijen afgebeeld. Veelal zijn ze niet gedetailleerd weergegeven. Daarom is het moeilijk om de juiste ontwikkeling te achterhalen. In de loop der tijden is men waarschijnlijk ertoe overgegaan om de bodem te maken uit enkele naast elkaar liggende planken. De boorden werden gemaakt uit één plank, die aan de bodem werd vastgenageld. Voor versteviging werden balken gebruikt, die kurven werden genoemd. Nog steeds wordt een schouw zo gemaakt

Het verspreidingsgebied van schouwen en aken

Niet alleen in het waterrijke Nederland was de schouw een algemeen gebruikt vaartuig. Door haar eenvoudige en voor de hand liggende vorm en constructie kwamen veel andere volken op het idee om zo'n scheepje te maken. Schouwen of schouwachtige bootjes zijn in alle werelddelen te vinden. In West-Europa onder andere in het gebied van de Boven-Rijn (Duitsland, Frankrijk, Zwitserland), op de Weser (Duitsland), op de Loire (Frankrijk) en in Italië. Een specifiek Nederlands vaartuig is het dus niet. Uiteraard zijn de schouwen per land en per streek verschillend.

Stichting Publicaties Alblasserwaard en Vijfheerenlanden

Auteur: Walter van Zijderveld
Lay-out en druk: De Groot Drukkerij B.V., Goudriaan
Eerste druk 1996
ISBN: 90-803116-1-8

Terug naar vorige pagina