2016 nummer 10: Schuitenschuiven

Wat er allemaal ooit is vastgelegd 

Onlangs kwam ik in het bezit van de onderstaande foto. Het valt buiten mijn verzamelgebied, maar het plaatje was zo intrigerend dat ik het toch aangeschaft heb. Natuurlijk staan er bootjes op. De foto is gemaakt door de firma J. Siewers & zn. uit Edam. Het zal voor de 1e Wereld Oorlog zijn geweest.
Het gezelschap ziet er op zijn paasbest uit. Iedereen keurig in de kleren, jasjes, blouses, hoeden, en parasols tegen de zon. Deze mensen zijn onderweg. Ieder voor zich mag fantaseren waarheen.
Het lijkt alsof de scheepjes geduwd worden. Gelukkig is de foto scherp. Je kunt zien dat het achterste scheepje gejaagd wordt. Er loopt iemand in een trekzeel, de jaaglijn is zichtbaar. Niet te zien is of het scheepje er voor ook gejaagd wordt, maar je mag veronderstellen dat het op dezelfde manier wordt voortbewogen. Een jaagmast ontbreekt.

Foto J. Siewers & zn. Edam (bijschrift Nierop - boot)
Foto J. Siewers & zn. Edam (bijschrift Nierop - boot)

De boom wordt gebruikt om de boot uit de wal te houden. Wanneer de foto in Zuid Holland was genomen, dan had je er vanuit mogen gaan dat de scheepjes geduwd werden. Daar was het gebruikelijk om een vaartuig zo voort te bewegen. Het werd wegen genoemd.* In Friesland werd het trilkjen genoemd.** Het schuitenschuiven is al een oude techniek. ***
De scheepjes zien eruit als trekschuiten, maar evengoed kunnen het opgebouwde veldschuiten zijn, al hebben de meestal een meer vallende achtersteven. Wie weet meer te vertellen?


Het werd wegen genoemd

Wegen was vroeger in Zuid Holland een veel gebruikte vaartechniek. Hangt samen met het landschap. Je hebt er een beloopbare kade met weinig obstakels voor nodig. Daarom is het in Overijssel, Friesland, Zeeland, rivieren etc. geen geschikte voorbewegingstechniek. Ook typisch voor Zuid-Holland was dat de schipper doorgaans alleen op stap ging (het gezin woonde aan de wal, niet aan boord) en had dus geen extra handje om te sturen bij het jagen. Met een weegstok kun je zowel het schip voortbewegen als besturen. Heel handig dus, van kleine roeiboot in een sloot die te smal is om te roeien tot grote westlander, kagenaar of bok. Al deze schepen hebben een weeggat of –beugel, zowel voor als achter. Bij kleine scheepjes in de waarden kun je de weegstok of schuifstok achter de hennebalk langs steken en net voor een kurf aan de andere zijde klem zetten.  
(Alexander de Vos)

In Friesland werd het trilkjen genoemd

Trilkje is neat foar ús brede wetters! Lit ús mar kloetsje!
Dat schuiven valt hier nogal mee! Hij houdt volgens mij meer de kont van het schip van de wal, omdat er verkeerd getrokken of gestuurd wordt. Dat zorgt er overigens wel voor dat de spanning op het zeel minder groot is, dan wanneer hij de kont van het schip niet van de wal vrij zou houden. Dan moet namelijk het roer bijna dwars er achter om vrij te blijven, hetgeen flink remt. Het plaatje is wel typisch “Hollands”, want dat “trilkjen” deden ze hier nog wel eens in de Wouden en op het Veen, maar eigenlijk verder nooit. Wij (de Súdwesthoeke) bomen of “kloetsje” om het maar eens mooi te zeggen, als er geen jaagpad was.
In Broek op Langedijk, maar ook in Zuid Holland, Maasland bijvoorbeeld, deden ze dat “trilkjen” standaard. Wegen of truilen heette dat daar geloof ik. Mooi plaatje dus maar waar de man (of vrouw) is die het eerste schip trekt is een beetje  raadselachtig. Het eerste schip kan gezien de vreemde duwtrek- en pershouding van de voorste wegeraar niet alleen door hem voortgeduwd worden. En de man in het zeel trekt geen twee schepen zo te zien, want hij loopt achter de man; de wegeraar.

Zie: wegen, kruien, druilen, truilen, treilen, driltjen:
het, met een boom, vanaf de wal, voortduwen van een vaartuig. Hoofdzakelijk voor kleine open vaartuigen in gebieden met smalle sloten en vaarten gebruikt.
Volgens Vaartips.nl is er een verschil tussen wegen en truilen. Wegen zou men met de boom op het voorschip, truilen met de boom in het achterschip doen. Veel scheepjes hebben inderdaad alleen truilkorven aan de achterzijde. Veel Zuid-Hollandse schuiten daar en tegen hebben zowel op het voorschip, als op het achterschip een weeggoot of weegstoel. Is er echter dan maar één plaats en dat is dan die aan de voorzijde.
(Peter Tolsma)

Het schuitenschuiven is al een oude techniek

In de Middeleeuwen ontstond in Groningen het Schuitenschuiversgilde. Een naam die veel zegt over de vorm waarop de Snabben werden voortbewogen. (De Snabbe was een vaartuig waarmee turf van het Zuidlaarderveen naar de steenovens van het klooster van Aduard werd vervoerd via de stad Groningen). Een gilde, dat ook bekend was als Snabbevaarders-, Schuitvaarders- en Schipliedengilde. De benaming Drentevaarders komt ook voor. De leden van dit gilde hadden het exclusieve recht turf met hun vaartuigen van de Zuidlaarder (Oostermoerse)venen naar Groningen te vervoeren. De Hunze kon via het Zuidlaardermeer tot Gasselte bevaren worden. Tussen St. Jacobus (25 juli) en St. Maarten (11 november) hadden de leden het privilege om zich drie maanden aaneengesloten met vrouw en kinderen buiten de stad te bevinden, zonder hun rechten in de stad te verspelen. Voor normale stad-Groningers gold een periode van zes weken. Het gilde had St. Nicolaas als beschermheilige. Het stad-Groninger gilde heeft van 1403 tot 1795 bestaan. Het stadsbestuur gebruikte het stapelrecht om alle vervoerde turf via stedelijke marktplaatsen te laten verhandelen, om er op die manier extra geld uit te kunnen slepen. De Snabben hadden ligplaats aan het Schuitendiep.
(Gerard ten Cate)

Reactie/Aanvulling van Jan Paul Loeff

Ik heb over jagen nog wel twee leuke anekdotes en een historische aanvulling: 
 
Het hoge gras
Toen de 'Goetzee' geleverd werd in de zomer van 1940 was er voor hulpmotoren geen benzine. De schroef werd dan ook niet geplaatst en alles gebeurde op de zeilen of met de hand. Zo ook rivieren en vaarten die in de wind waren. Op een van de tochten die mijn vader met de 'Goetzee' maakte in de oorlog was hij op terugweg naar Loosdrecht en jaagde het schip langs de Vecht. Een werkman vroeg hem of hij een eindje zou helpen en even later liepen ze samen in het span. Al gauw kwamen ze, zoals dat gaat, aan de praat. De man had een markant Rotterdams accent dat mijn vader wel kende want hij had na zijn afstuderen een jaar in Rotterdam op de werf Burgerhout gewerkt als tekenaar. Hij vroeg de man hoe hij als Rotterdammer hier in het Utrechtse verzeild geraakt was. Dat was in die tijd blijkbaar veel ongewoner dan het nu zou zijn. Het antwoord: "dat komt door het hoge gras"
Mijn vader keek hem bevreemd aan en vroeg om verduidelijking. Welnu de man was in de mobilisatie in 1939 hier in de buurt gelegerd geweest. Al gauw had hij kennis aan een lokale schone die hem wel zag zitten. Het hoge gras leverde ze de nodige dekking voor het samen plezier maken. Dat had natuurlijk consequenties en die verplichtte hem om zich in de buurt van de Vecht te vestigen. Het kwam dus "door het hoge gras". Wat je van het in span lopen al niet kunt leren.
 
Jagen in het kwadraat
Een ander verhaal van jagen (in beider betekenis) in de oorlog heeft met platbodems niet veel te maken maar is wel illustratief voor die tijd. De vader van een goede vriend van me had samen met zijn broer een scherp jachtje. Ze voeren voornamelijk in Zuid Holland. Als de broer jaagde en een eend in de vaart zag dan floot hij naar zijn broer aan het roer. Die pakte dan zijn luchtbuks van de kuipvloer en als hij ter hoogte van de eend was dan werd deze geschoten. Het was een hongerige tijd en dit soort activiteiten was gevaarlijk. Op wapenbezit stond de doodstraf. Niet te eten hebben had echter ook zijn nadelen. 's Avonds aten ze dan ook vaak eend. Dat was jagen tijdens het jagen ofwel... jagen in het kwadraat.
Ik heb die luchtbuks van mijn vriend gekregen en gerestaureerd. Nee...ik neem hem niet mee op de 'Goetzee' om eenden te schieten maar het is een leuk aandenken aan een man die ik gekend heb en graag mocht. Bovendien is een voorwerp met verhaal altijd mooier dan een voorwerp zonder. Of dat nu om onze geliefde schepen gaat of om een simpele luchtbuks.
 
Zeeland
Overigens is het niet juist dat er in Zeeland niet gejaagd werd. Binnen de eilanden was er een heel netwerk van watergangen die vooral in de winter als het land en de wegen onder water stonden veelvuldig gebruikt werden voor vervoer van en naar dorpen en steden. Op veel plekken in Zeeland heb je als herinnering daaraan nog straatnamen als Schuitvlotstraat of Schuitvlotplein. Dat was de plek waar het vlot lag vanwaar de schuit vertrok of aankwam. Op de Zeeuwse stromen was er natuurlijk van jagen geen sprake maar binnen Walcheren en naar ik meen Schouwen was het tot in de negentiende eeuw heel normaal. Naar ik meen is hier een publicatie over verschenen maar die kan ik op dit moment niet vinden.
(Jan Paul Loeff)

Reactie/Aanvulling van H.R. Terwindt

Is bij u ook de term "stevelen" bekend ?

Een oude schipper vertelde mij (in de jaren 50) dat hij met zijn scheepje, na met de beugel bovenstrooms zand geladen te hebben,
de Maas af "stevelden" richting den Bosch. Bij windstilte kon er met de stroom mee "gesteveld" worden legde hij me uit. Logisch, zo legde hij me uit; je maakte immers gebruik van het feit dat water naar beneden (van de helling af) loopt en met je boot maak je door diezelfde helling ook vaart. Daardoor ga je net wat harder dan de stroom (die je mee hebt) en bent zodoende bestuurbaar.

Later heb ik deze term nooit meer gehoord. Iemand van u wel ? Zelf heb ik nooit gesteveld.
(H.R.Terwindt)


 

Het Vlugschrift "Uit het Stamboek - Behoud(t) het goede" 
wordt samengesteld door Gerard ten Cate.


Alle vlugschriften "Behoud(t) het Goede" zijn in de SSRP-website verzameld in "Uit het Stamboek - Behoud(t) het goede" in onze verhalenbundel "Goed" Gebundeld.
Hierin bundelen we ons maandelijkse vlugschrift "Uit het Stamboek - Behou(d)t het Goede"; de verhaaltjes over maritieme zaken uit het dagelijks leven van Dirk Huizinga en onze Stamboekbijdrages in de Spiegel der Zeilvaart.

Terug naar vorige pagina