2019-7: Wat voor schip is dat?

Spiegel der Zeilvaart september 2019 nummer 7

Het mooie van het zomerseizoen is dat je veel Ronde en Platbodemjachten op het water kunt bewonderen. Bij evenementen en bijeenkomsten kun je dan ook nog eens verschillende typen schepen bij elkaar zien liggen. Als je daarbij goed oplet, zie je dat geen enkel schip gelijk is.
Rond de oprichting van het Stamboek schreef Van Waning: 'Een nieuw scheepstype komt zelden uit de lucht vallen, de meeste hebben een reeks voorouders en dikwijls ook nazaten. Men spreekt daarom wel van de stamboom van een scheepstype, al is het dikwijls moeilijk deze "genealogie" zuiver na te gaan.' Dirk Huizinga maakte daarom de publicatie 'Dè Lemsteraak bestaat niet' (terug te vinden op de SSRP-site). Onlangs antwoordde hij op een vraag over Staverse jollen net zo: `De' jol bestaat niet. Jollen zijn niet als eenheidsklasse ontworpen. Maar, anders dan bij de Lemsteraken, zijn er geen schepen van andere oorsprong `Staverse jol' gaan heten, omdat die benaming voordeel bracht.' Maar leg maar eens een aantal jollen naast elkaar en zie hoe ze verschillen.

Vroeger en nu

De grote diversiteit aan opdrachtgevers uit het vrachtvervoer of de visserij maakte dat die allemaal een ander schip nodig hadden om hun werk zo goed mogelijk te doen. Naast de scheepsbouwers hadden dus ook de opdrachtgevers zo hun wensen. Daarnaast waren er de schippers die schepen nodig hadden die toegesneden waren op verschillende vaarwegen. Hetzelfde gold voor de vissers die hun brood moesten verdienen op verschillende visgronden. Er bestonden dan ook honderden typen schepen, aangepast aan gebruik en vaarwater. En de opdrachtgevers van de plezierjachten hadden ook zo hun eigen wensen. Dat vind je allemaal in oude werfboeken, bijvoorbeeld van Eeltje Holtrop van der Zee terug. De vele houten vrachtscheepjes hebben de tijd echter niet overleefd. Het is juist dankzij de overstap naar ijzerbouw dat we in Nederland nog zoveel traditionele gebruiksschepen van meer dan honderd jaar oud zien varen. Bij de pleziervaart ligt dat iets anders. Er nog zijn diverse boeiers, Friese jachten en tjotters over die gebouwd zijn in de negentiende eeuw en die dankzij meerdere restauraties ook nu nog te bewonderen zijn. Die luxe was voor houten bedrijfsschepen niet weggelegd.

Een unieke rij boeiers en een paar Friese jachten naast elkaar bij het jubileum van het Statenjacht Friso in Grouw. Een paar van dezelfde bouwer, maar toch met de nodige onderlinge verschillen. (Foto: Jikkie Piersma)
Een unieke rij boeiers en een paar Friese jachten naast elkaar bij het jubileum van het Statenjacht Friso in Grouw. Een paar van dezelfde bouwer, maar toch met de nodige onderlinge verschillen. (Foto: Jikkie Piersma)

De rol van het Stamboek

In het Stamboek kennen we op dit moment 80 scheepstypen. Het Stamboek heeft als ideaal: De scheepstypen, zoals deze tot 1950 voorkwamen (het einde van de echte `zeiltijd' in de beroepsvaart) zo goed mogelijk in stand te houden en de kennis omtrent historie, bouw en vormgeving ervan te bewaren. In zijn boek Verdwenen schepen noteert Gerrit Schutten zelfs meer dan 500 houten scheepstypes uit vervlogen tijden. Er bestond voor 1900 een buitengewoon grote verscheidenheid aan vormen, aangepast aan specifiek vaarwater en/ of het gebruiksdoel. Met de aanleg van wegen en spoorwegen en de opkomst van motorvoertuigen verdwenen deze houten schepen uit beeld. Rond 1900 was men vanuit de houtbouw gewend dat ieder schip vanuit een basisidee ook zijn eigen vorm had. Alle schepen hadden een eigen karakter, omdat de vormen slechts globaal waren vastgelegd. Pas met de bouw van ijzeren schepen werd uniformiteit vanzelfsprekend, omdat er noodzakelijk van tekening moest worden gewerkt.

What's in a name

Begin vorige eeuw schreef Philippona, een gerespecteerd deskundige op platbodemgebied: `Een vrolijk ingewikkelde verwarring in de benamingen van oude scheeps- en jachttypen heeft van oudsher bestaan.' Als een van de redenen van de verwarring noemt hij, dat vooral de deskundigen het lang niet altijd met elkaar eens zijn over de benamingen. Wat betreft de visaken viel hem bijvoorbeeld op dat in Friesland aken werden genoemd naar de plaats waar ze werden gebouwd en/of gebruikt. Hij zag geen reden om te spreken van verschillende scheepstypen. Ze werden gebouwd als visaak en pas later werd er een plaatsnaam aan toegevoegd. Een bolletje dat gebouwd was bij Zwolsman in Workum, heette in Workum een Workumer bol, was het in Enkhuizen gebouwd, dan een Enkhuizer bol en in Wieringen een Wieringer bol. Een reden te meer voor het Stamboek om de kenmerken van de verschillende scheepstypes goed en begrijpelijk te beschrijven en uitgebreid te documenteren wat er ooit heeft gevaren en nog steeds vaart.

pdf SdZ 2019 nr7 september - Wat voor schip is dat?

Jan Eissens, Stamboekbeheerder
stamboek@ssrp.nl

Terug naar vorige pagina