2020-8: De pioniersgeest van het Stamboek deel 7

Spiegel der Zeilvaart oktober 2020 nummer 8

In 1975 ging de SSRP een samenwerking aan met de Vereniging Botterbehoud en de Landelijke Vereniging tot Behoud van het Zeilend Bedrijfsvaartuig (nu de LVBHB). Gezamenlijk richtten zij de Federatie Oud-Nederlandse Zeilschepen op, die zich ten doel stelde 'de bevordering van het behoud van het oud-Nederlandse zeilschip'. Ondertussen nam de SSRP zelf het initiatief voor restauratie van een houten Snik.

Aan deze oprichting is uiteraard heel wat voorafgegaan. De drie genoemde verenigingen verleenden ieder op eigen wijze steun aan de scheepseigenaren bij het dikwijls zo kostbare onderhoud van de schepen. Daarbij bleek al spoedig dat subsidieverzoeken altijd bij dezelfde instanties terecht kwamen. In de praktijk bleek het veel duidelijker en praktischer om tot een coördinatie van deze activiteiten te komen. Vandaar de oprichting van de Federatie, die de zelfstandigheid en het eigen karakter van de oprichtende organisaties onaangetast liet, maar gezamenlijk optreden naar buiten mogelijk maakte.

Er werd contact gezocht met de overheid om ook onze oude schepen onder bepaalde voorwaarden als monument te beschouwen met dezelfde voordelen, die dat predicaat in de "stenen wereld" al lang had. Daarnaast werd contact gezocht met het Prins Bernhard Fons (PBF) om een restauratiefonds voor de schepen van de drie aangesloten organisaties te kunnen inrichten. Dat laatste resulteerde al vrij snel in de oprichten van een materialenfonds. In 1985 werd de basis van de Federatie verbreed tot de FONV, die veel later de huidige naam FVEN kreeg. Helaas moeten we in 2020 constateren, dat het Varend Erfgoed nog een lange weg te gaan heeft om erkend te worden als volwaardig gesprekspartner bij de ontwikkeling van nationale en internationale wet- en regelgeving - die ondanks de EU overigens per land verschilt.

De restauratie van een Snik

In 1972 wordt in het SSRP Jaarverslag een bijzonder initiatief vermeld. Op voorstel van het Nederlands Historisch Scheepvaartmuseum wordt de vermoedelijk laatste houten Snikke gekocht. De Stichting stelde uit eigen - uiterst bescheiden-middelen het benodigde bedrag beschikbaar. Het schip lag als wrak bij werf "'t Kromhout" in Amsterdam. Met alle middelen wordt getracht het voor verdere achteruitgang te bewaren totdat een liefhebber wordt gevonden, die bereid is tot algehele restauratie over te gaan.

In 1978 stelde het PBF een subsidie beschikbaar om met de restauratie van romp en opbouw tot trekschuit te starten. Daarnaast betaalde de SSRP zelf ook het nodige. De Snik was gereed in 1982 om op de Internationale Tuinbouwtentoonstelling Floriade publiekelijk te worden vertoond en werd daarna overgedragen aan het Nederlands Historisch Scheepvaartmuseum te Amsterdam. Daardoor werd er weer een historisch scheepstype voor het nageslacht bewaard.

In 1984 verhuist de trekschuit naar Dokkum, waar het nu al weer jaren vaart als reconstructie op ware grootte van de trekschuiten die een groot aantal jaren bepalend waren voor het personenvervoer over water in de Noordelijke provincies, maar ook in de rest van Nederland.

Het wrak van de houten snik bij 'Kromhout in 1972. (foto Oppenheim, jaarverslag SSRP 1972)
Het wrak van de houten snik bij 'Kromhout in 1972. (foto Oppenheim, jaarverslag SSRP 1972)

De woelige jaren-80

Na de overdracht van de trekschuit in 1982 werden ook de eerste barstjes in het SSRP-bestuur zichtbaar. De invloed van de mannen van het eerste uur was nog steeds zichtbaar. Uit de archiefstukken ontstaat het beeld dat de bestuursleden van de SSRP in 1985 niet meer eensgezind opereerden en dat vooral de financiële situatie (mede door de investeringen in de trekschuit) en het niet-communiceren daarover een belangrijk onderwerp werd op de agenda. Daarop heeft een commissie van wijze mannen, later het Interimbestuur, in overleg de touwtjes naar zich toegetrokken en de oude bestuursleden gevraagd af te treden.
Dat is gebeurd en in de discussies in de jaren daarna is besloten om de "Vrienden" (eigenaren en donateurs vanaf de start van de SSRP) meer invloed te geven door het oprichten van een Vereniging en daarbij goede afspraken over de samenwerking te maken. In 1988 werd zo de oprichting van de VSRP naast de SSRP een feit.

Nieuwe ontwikkelingen

Na 1990 begon de democratisering van de watersport in algemene zin te stagneren. De bouw van de grote aantallen schepen en het aantal actieve inschrijvingen van schepen bij de SSRP nam af. Wel werden in die jaren meer Ronde en Platbodemjachten speciaal ontworpen en gebouwd voor het wedstrijdzeilen. Met het Watersportverbond was in eerste instantie afgesproken dat de SSRP een "bewijs van goedkeuring" op basis van haar criteria zou afgeven voor de tekeningen van elk nieuw te bouwen schip. Daarna kon de eigenaar een meetbrief voor het wedstrijdzeilen aanvragen. Dat bleek uitermate onhandig omdat zo'n schip daarna vaak niet in het Stamboek werd ingeschreven en zo uit zicht van het Stamboek verdween. Later werd dit veranderd in de eis dat een schip eerst "actief" in het Stamboek ingeschreven moet worden, voordat de meetbrief kan worden aangevraagd.

Door deze ontwikkelingen ziet men door de jaren heen ook een interessante aanpassing en uitbreiding van de definitie van kenmerken waaraan de schepen moeten voldoen om in het Stamboek ingeschreven te kunnen worden. Dat vergt natuurlijk de inzet van de vele vrijwilligers bij het Stamboek die vaak in gesprek moeten gaan met zeer ervaren professionals. Maar ook de discussie met de kenners over de volledigheid van de beschrijvingen van de diverse typen Ronde en Platbodemjachten. Door de vele mogelijkheden van de digitale uitwisseling van informatie komen er steeds weer nieuwe historische feiten aan het licht. Dat proces kritisch volgen is nog steeds een belangrijke taak voor het Stamboek!

pdf De pioniersgeest van het Stamboek, deel 7

Jan Eissens, Stamboekbeheerder
stamboek@ssrp.nl

Terug naar vorige pagina