Berucht
28 maart 2021

Ja, berucht, dat was de dubbele sluis bij Terhorne aan de noordzijde van het Sneekermeer. Dat werd veroorzaakt door de ligging ervan in het zeiltijdperk. De sluizen lagen aan de noordoostzijde van het Sneekermeer en stonden meestal open. Ze werden gesloten bij zuidwesterstorm om te voorkomen dat alle water uit het Lage Midden van Friesland naar het noordoosten zou worden geblazen en daar overstromingen zou veroorzaken. Er waren in de Friese boezem een aantal waterkeringen die de functie hadden het waterpeil enigszins constant te houden en de sluis bij Terhorne was zo ongeveer de belangrijkste ervan. Bij de gebruikelijke zuidwestenwind zeilden de (vracht)schepen gemakkelijk voor het laken over het meer, door de rechtersluiskolk om de weg te vervolgen naar Terhorne. Het Prinses Margrietkanaal is pas in 1951 geopend. De korte route naar Grouw bestond nog niet. De schepen die van Terhorne naar het Sneekermeer moesten, die hadden het wat moeilijker. Zij kwamen op de foto van de andere kant en moesten opkruisen naar de andere sluiskolk. Maar hoe kwam je met tegenwind door die smalle sluiskolk? Vaart maken en dan vlak voor de sluis de fok neer, oploeven en de kolk in, waarna de knecht of de fokkenist moest zien met de pikhaak houvast bij de bolders langs de remming te vinden en direct te duwen en te trekken om vaart in het schip te houden. Trekken en duwen, terwijl het grootzeil woest klapperde en ook de schipper/stuurman bijsprong om het schip door te sluiskolk te krijgen. Zodra dat leek te lukken, moest de fok er snel weer bij en moest scherp aan de wind vrij gevaren worden van de lage wal. Ook het sluispersoneel was in de sluis wel bereid de helpende hand te bieden als het schip langs de stuurboordwal voer, waarbij de knecht een lijn overgooide. zodat het schip langs de kant voortgetrokken kon worden. Al met al een heel geworstel, dat tegenwoordig natuurlijk onvoorstelbaar is geworden, omdat vrachtschepen nu allemaal motorschepen zijn.
Vrijwel alle plezierjachten zijn eveneens voorzien van een (hulp)motor. Dan vaar je met gemak zelfs met een zeilschip tegen de wind in door de smalle sluisopening. In de dertiger jaren waren er natuurlijk ook wel plezierjachten met een hulpmotor. Bijvoorbeeld de boeier Tjet Rixt van Mr. Mindert Hepkema. Die jachten konden bij tegenwind wel probleemloos de Terhornstersluis passeren. Nu was de advocaat en krantenman Hepkema ook plv. kantonrechter in Leeuwarden. En hij was een man die weinig geduld had. Op enig moment was de rechter sluiskolk weer eens bezet door een zeilschip dat moeite had zonder motor door de sluis te komen, dus besloot Hepkema niet te wachten, maar met de Tjet Rixt gewoon de linker sluiskolk te nemen. Dat was uiteraard verboden en het was ook nog eens met rode lichten aangegeven, maar Hepkema waande zich wel eens boven de wet. De sluismeester sommeerde hem echter te stoppen en slingerde hem op de bon. Kenmerkend voor de plv. kantonrechter was, dat deze vervolgens tegen deze bekeuring bezwaar maakte bij de rechter, maar die gaf hem geen gelijk. Hij moest 5 gulden boete betalen. In het laatste oorlogsjaar werd de sluis zwaar beschadigd door een bombardement. Voor het nieuw gegraven Prinses Margrietkanaal werd een nieuwe dubbele sluis aangelegd direct aan de oostzijde van de oude sluis. De oude sluis is overigens niet helemaal verdwenen. Van de oostelijke sluiskolk is een schiphuis gemaakt waar de boeier Friso, het statenjacht van de Provincie Fryslân, haar vaste ligplaats heeft. De oude sluis was weliswaar bij zeilers berucht, maar achteraf werd de locatie ook herinnerd als een idyllische plek, onvergelijkbaar veel mooier dan die bij de nieuwe sluis.
