Binnenvaart
13 juni 2019

De Friese skûtsjes zijn lange, smalle vrachtscheepjes voor bulkvervoer over ondiep, smal vaarwater. Met deze scheepjes werd terpaarde, mest en turf naar havens aan de Zuiderzee vervoerd, waar de lading werd overgeslagen op tjalken die de vracht over de Zuiderzee naar de steden in Holland brachten. Terpaarde en mest voor de geestgronden achter de duinen, waar de bloembollen geteeld werden. Turf als brandstof voor zowel bedrijven als particulieren in de steden om woningen te verwarmen, bakkersovens te stoken en stoommachines van bedrijven op gang te houden. Skûtsjes werden niet zeewaardig genoeg geacht voor de vaart over de Zuiderzee. Dat is begrijpelijk. Leeg is zo'n schip niet zeewaardig, want het heeft 'niets in het water' en geladen niet, want het schip ligt dan weliswaar vast in het water, maar heeft niets er boven, zodat hoge golven er eenvoudig over heen gaan. Dat neemt niet weg dat sommige skûtsjeschippers in het verleden de gok van een oversteek waagden. Bijvoorbeeld snel langs de oostwal van de Zuiderzee.
Als de schipper bij Zwolle of Kampen lag en terug moest naar Friesland, dan was het verleidelijk om niet de omslachtige route door de Kop van Overijssel te nemen, maar bij gunstige omstandigheden snel buitenom te varen. De IJssel af, het Keteldiep uit en dan naar het noorden om Lemmer te bezeilen of het noordwesten om Stavoren te bereiken. Dat kon gemakkelijk binnen een dag, dus..... De schipperse had daar niet altijd trek in, zodat het gebeurde, dat de schipperse met de kinderen per trein naar Friesland reisden en de schipper met z'n knecht de oversteek met het schip waagden. Tegenwoordig varen de wedstrijdskûtsjes wel op het IJsselmeer, maar dat gebeurt alleen als het niet te hard waait en onder begeleiding van een reddingsdienst, mocht er wat mis gaan. Skûtsjesilen is een spel geworden, een massavermaak met een folkloristisch randje, dat nog maar weinig te maken heeft met het moeizame bestaan van de oorspronkelijke vrachtschippers van het Friese binnenwater.
