Bloedtochten

26 februari 2018

Als het open water bevriest, betekent dat tegenwoordig ijspret. Strenge winters kwamen vroeger vaker voor dan tegenwoordig en een pretje waren die winters meestal niet. Rond de Zuiderzee is de winter 1923-1924 zo'n berucht voorbeeld. De Zuiderzee bevroor en daarmee raakte het eiland Urk geïsoleerd van de vaste wal. In de winter raakte het eten op Urk al snel op en moest het eiland met regelmaat vanaf de wal bevoorraad worden. Als er vanwege het ijs geen scheepvaart meer mogelijk was op de Zuiderzee, was er op Urk acuut een voedselprobleem.

Zodra het ijs op de zee sterk genoeg was, gingen jonge Urker mannen daarom met een vlet over het ijs naar het Kampereiland. Daar aan het Ganzendiep werd het vlet beladen met voedsel en met de post die in Kampen bewaard werd voor de eilanders. En dan weer terug naar het eiland. Die tochten werden bloedtochten genoemd, waarbij de mannen het risico liepen op het ijs te verdwalen als het zicht minder werd. Meestal liepen zij via het ontruimde eiland Schokland, waar zij eventueel konden schuilen in het leegstaande kerkje van Ens.

 


 

Terug naar overzicht