Boerenpraam
8 januari 2021

Het normale transportmiddel voor boeren in het Lage Midden van Friesland was de praam. Vrijwel alle vervoer in het merengebied ging over het water. Veel boerderijen waren ook in de eerste helft van de 20e eeuw alleen maar over het water bereikbaar. Zonder (zeil)praam kon een boer dus niets. Na de oorlog veranderde dat door ruilverkaveling van het boerenland en verbetering van de wegen, zodat boerderijen bereikbaar werden voor vrachtwagens. In de vijftiger jaren werd veel vee voor de grote Leeuwarder veemarkt nog aangevoerd in beurtschepen en pramen, die aanlegden aan de Willemskade en de Harlinger Trekvaart, maar dat werd snel geschiedenis. In de 19e eeuw werden de pramen van hout gemaakt. Die hadden een heel ander model dan de ijzeren pramen zoals die vanaf 1900 werden gebouwd. Ze leken meer op punters en bokken. Ze hadden maar weinig holte, in tegenstelling tot de ijzeren pramen die meer leken op skûtsjes zonder boeisel. De pramen waren allemaal verschillend. Ze werden gemaakt naar de wensen van de opdrachtgever en hadden een lengte tussen de 6 en de 20 meter. Een standaard voor de praam bestond niet. Het waren schepen die voor specifieke functies werden gemaakt. Met of zonder dek, met of zonder roef. Voor vervoer van aardappelen, voor hooi, voor turf, voor mest, voor vee en noem maar op. Ze werden genoemd naar die functie en ook naar de vorm en naar de plaats waar ze gebruikt werden: Veenwoudster pramen, Berlikumer pramen, spitse pramen, bolle pramen, hooipramen, veepramen etc. In het merengebied waren uiteraard de meeste zeilpramen.
Bekend werden de Terhornster pramen waarmee boeren uit Terhorne zeilende het hooi van het land ophaalden, hoog staande op de volgeladen pramen. Deze Terhornster pramen stonden ook model voor de zeilpraam die Jelmer Kuipers uit Sneek in 1991 tekende als voorbeeld voor een standaardpraam om wedstrijden mee te zeilen. De boerenpramen waren toen al jaren niet meer in gebruik. Ze lagen weg te rotten in de opvaarten bij de boerderijen, dienden als bloembak of waren gewoon gesloopt. Pramen bleken tot verrassing van diverse watersporters heel snelle en plezierig varende scheepjes te zijn, waar je ook goed wedstrijden mee kon zeilen. Oude boerenpramen werden gerestaureerd en opgetuigd als wedstrijdpraam, zoals het schip van Erik Jansma op de foto. Als doorgeroest wrak heeft hij deze praam die gebouwd was op het Buitenstvallaat bij Drachten weer in prima conditie gebracht bij dezelfde werf waar die gebouwd is. Om de wedstrijden voor zeilpramen wat eerlijker te laten verlopen, is er in 2004 de vereniging 'De Nije Sylpream' opgericht, die niet alleen zorgt voor gerestaureerde boerenpramen, maar ook de standaard 'nieuwe zeilpraam' promoot die gebouwd wordt als eenheidsklasse. Die pramen zijn snel en zeilen lekker, want ze zijn licht en lang en hebben een flink tuig. Het vrijboord is echter laag en de hulpmotor is vaak slechts bedoeld om bij blakte thuis te kunnen komen. Dat pakt ook wel eens verkeerd uit. Enige jaren geleden voer een schoolklasje in een praam over de Sytebuurster Ee ten zuidoosten van Grouw. Het woei flink en de schipper leek het beter voorzichtig aan te doen, maar hij belandde in het riet op lagerwal. De hulpmotor was te zwak om de praam van lagerwal te varen, het scheepje slingerde dwars op de golven, waardoor regelmatig water binnenboord kwam. Er moest hulp ingeroepen worden, omdat er bij de kinderen paniek uitbrak, wat je je heel goed kunt voorstellen, want de situatie was uitzichtsloos zolang de wind zo bleef waaien. Alles is natuurlijk ook weer goed gekomen, maar het blijft opmerkelijk dat veiligheidsmaatregelen die vroeger op ieder schip aanwezig waren, zoals een stevig anker en voldoende lange ankertros, blijkbaar nu niet meer nodig worden geacht. Ankeren zou immers het verzeild raken op lagerwal hebben kunnen voorkomen.
