Buiten IJ
4 juli 2019

Voor de sfeer langs de Zuiderzee bij Amsterdam hoeven we slechts bij Nescio te rade te gaan: "Toen wij aan 't eind van de dijk kwamen en de Zuiderzee voor ons zagen, toen werd ook Hoyer stil, zo stil als 't water, dat wittig blauw was, als de lucht er boven. En in 't noorden, achter de strekdam, was 't Buiten-IJ krijtwit. Een vrachtboot en een sleepbootje stoomden er in naar de stad, van oost naar west. (...) En een tjalk voer er, met een wit zeil, de schoot over bakboord. En daar achter lag Durgerdam, met z'n kleine huisjes aan de dijk en z'n twee kleine torentjes en wat kale bomen. (...) In het cafeetje (van Schellingwou) zaten we stilletjes aan 't raam. Ik keek naar het oosten, de dijk af naar een paar schrale, verwaaide bomen aan de waterkant, naar het water en de lucht. (...) In het zuidwesten was de hele hemel geel. En ik ging dwars op m'n stoel zitten en keek en vond dat alles goed was zoals het was en dat er niets meer te veroveren viel en leefde. (...) En toen dachten wij aan 't voorjaar, dat zou komen na die winter en voelden ons weer onsterfelijk en helemaal niet droevig meer." (Nescio, Mene Tekel, Buiten IJ, 1914)