Buurtschap met eigen haven

15 februari 2022

In het midden van de 19e eeuw woonden er aan de Zuiderzeekust bij Laaksum, ruim vijf kilometer ten oosten van Stavoren, vijf mensen. Twee vissers, een tapperse, een landbouwer en een weduwe (Bron: Hisgis). Nadat in 1885 de Zuiderzeevisserij langs de Friese kust tot ontwikkeling kwam dankzij de ondernemende vishandelaren Johannes Sterk, Poppe de Rook en Jan Pen uit De Lemmer, woonden er aan het begin van de 20e eeuw 13 vissers en 3 landbouwers, met hun gezinnen. In totaal 88 mensen onder wie vele kinderen. In 1912 was er geen verbinding tussen Stavoren en Warns. Om bij Warns op de grintweg te komen, moest men door de weilanden lopen of een flinke omweg maken langs de halfverharde dijkweg, het Rodeklif en dan een zandpad langs Scharl naar Warns. Voor de kinderen in Laaksum gold iets vergelijkbaars. Vanaf 1900 bestond er leerplicht. Zij moesten naar school in Warns. Laaksum was immers geen zelfstandig dorpje, het was gewoon een buurtschap van Warns. De kinderen gingen onder alle weersomstandigheden door de weilanden, over slootjes springend naar school. De omweg via het Rodeklif en Scharl was voor hun niet aantrekkelijk. De vissers in Laaksum wilden graag 'een kunstweg', zodat er een goed begaanbare verbinding was met Warns. Die weg is er in 1913 gekomen.

Dat had echter weinig te maken met de arme kindertjes die door weer en wind door de velden trokken. De vissers hadden het namelijk na jaren van lobbyen voor elkaar gekregen: de buurtschap Laaksum kreeg een eigen haven. De vissers met hun jollen hoefden dus niet langer beschutting te zoeken in een natuurlijke, buitendijkse inham of bij storm te vluchten naar de haven van Stavoren. Op de foto uit 1915 is de nieuwe haven van Laaksum in gebruik. "De kleinste vissershaven van Europa". In de haven 12 jollen en een vijftal 'boatsjes'. Op de kant een ijzeren schouw (HL5) die in 1910 gemaakt is bij De Jong in Heeg. De bekende houtwerf die in het begin van de 20e eeuw ook eventjes geprobeerd heeft de overstap naar ijzer te maken, maar daar ook weer mee gestopt is. De mensen op de voorgrond zijn leden van de vissersfamilies Boersma en Vogelzang. Daar achter staat een schuur waar de ansjovis gezouten werd. In 1925 is die vervangen door een wit kalkstenen gebouwtje, de hang, van de fa. P. de Rook uit De Lemmer. Heel de Zuiderzeevisserij langs de Friese kust werd beheerst door vishandelaren uit De Lemmer. Zonder deze handelaren konden de vissers hun vangst niet kwijt. Alleen de 12 leden van het Stavers Vissersgilde hadden voor de vangst van aal een eigen contract met vishandelaren uit Heeg, Gaastmeer en Workum. Het haventje was overigens maar een relatief succes. Het was zo ontworpen, dat de golven van de Zuiderzee met zuidwestelijke wind zo het haventje binnenstormden en de jollen in onstuimige beweging brachten. Bovendien zorgden de stromingen voor een aanhoudende verzanding van de haveningang, zodat er (ook nu nog) minder dan een meter water stond (en staat). De vissers zijn na de afsluiting van de zee geleidelijk aan verdwenen. Slechts één weet niet van ophouden. Dat is het vissersbedrijf van Jan en Joop de Vries, met hun kottertje de HL6. Voor de meeste jachteigenaren is het haventje te ondiep en ligt het er te onrustig door de deining. Dagjesmensen op de kant hebben daar echter geen last van. Het stille, vrijwel verlaten haventje trekt zomers vele toeristen. Overigens is het een wonder dat het haventje er nog is. Een halve eeuw geleden was men nog van plan het af te sluiten en dicht te laten groeien. Zover kwam het echter niet, hoe vervallen de boel er ook uitzag. In 1998 werd het haventje gerestaureerd. Vanwege de toeristische aantrekkingskracht ervan. Nog geen maand nadat de restauratie gereed kwam, werd de vernieuwde haven door natuurgeweld op de proef gesteld. Een zware storm stuwde het water op tot over de kade. De schade bleef gelukkig beperkt.

 


 

Terug naar vorige pagina Terug naar overzicht