Dankzij werkverschaffing

12 augustus 2020

In de 19e eeuw maakte Koning Willem I werk van de infrastructuur in Nederland. Hij liet overal in het land kanalen graven om gebieden te ontsluiten en handel en industrie tot ontwikkeling te brengen. In de tweede helft van die eeuw kwamen daar de spoorwegen bij. Het spoor bracht plaatsen met elkaar in verbinding, zodat tot in de zestiger jaren schoolkinderen de topografie van Nederland leerden, door reeksen van treinstations uit het hoofd te leren tussen een begin- en een eindpunt. Met de komst van de auto-voor-iedereen en de aanleg van autosnelwegen werd dat zinloos en er is niets voor in de plaats gekomen. De namen van vaarwegen moesten kinderen ook leren, maar ook dat is voorbij. Het belang van vaarwegen is echter niet verdwenen. Op de foto ligt een sleepboot met drie stoomaccumulatoren in de sluis van Eefde, die het Twentekanaal verbindt met de IJssel. Dat Twentekanaal is gegraven in de dertiger jaren. Tijdens de crisistijd werd het een werkverschaffingsproject. Daar werden werklozen te werk gesteld ongeacht hun vooropleiding, die het kanaal groeven met de hand. 

In 1938 werd het geopend en uit dat jaar stamt ook deze foto. De stoomaccumulatoren zijn gemaakt bij Stork in Hengelo en waren bestemd voor een elektriciteitscentrale bij Amsterdam. Bij de machinefabriek Stork maakten ze de grote pompen om de IJsselmeerpolders droog te malen. Ze voorzagen fabrieken van zelfontworpen ventilatoren. Ze maakten stoomturbines voor zeeschepen, maar ook dieselmotoren voor de Rijnvaart zowel als de zeevaart. Vervoer van dergelijk groot materieel over de weg is vaak bezwaarlijk en soms onmogelijk. Bij Hengelo had Stork daarom een eigen haven in het Twentekanaal om de goederen te verschepen. Om op de hoogte van Twenthe te komen, moest het kanaal van het IJsselpeil bij Zutphen drie keer in stappen van 7 - 8 meter omhoog. Bij Eefde begon het. De volgende sluis was bij Wiene, dicht bij Delden. De derde sluis bij Hengelo voor het laatste stukje naar Enschede. Voor Wiene was er de zijtak naar Almelo, naar het noordoosten, die op dezelfde hoogte bleef. Naast iedere sluis was een pomphuis gebouwd voorzien van een flinke pomp van Stork Werkspoor uit Amsterdam, om de waterhoogte in het hoger gelegen kanaaldeel op peil te houden. In de eerste helft van de zestiger jaren woonde ik in Hengelo en had mijn Akkrumerjolletje bij de Twentse Watersport Vereniging in het kanaal liggen. Deze sluizen draaiden niet voor de pleziervaart, maar je mocht wel achter aansluiten als er vrachtschepen werden geschut. We waren dan ook nooit erg onder de indruk als we door een sluis in Friesland moesten met een verval van enkele decimeters. Tijdens de oorlog hadden de Nederlanders de bruggen over het kanaal opgeblazen om de opmars van de Duitsers te vertragen. In 1945 werden de sluizen open gezet en stroomde het kanaal leeg.....Zo konden de ingestorte bruggen eenvoudiger opgeruimd en hersteld worden.

 


 

Terug naar vorige pagina