Das Binger Loch en meer
28 september 2021

De Mittelrhein in Duitsland is landschappelijk buitengewoon interessant, maar maritiem niet minder. Dat mooie landschap zorgt namelijk voor problemen op het water. Het gaat om een stukje Rijn van Bingen tot aan Bonn, waarbij van Bingen tot Sankt Goar de scheepvaart allerlei belemmeringen heeft gekend, die voor een deel nog bestaan. Om te beginnen zorgde even stroomafwaarts bij Bingen een harde rotsbarrière dwars in de stroom voor een niet te bevaren stroomversnelling. De uitloper van het Hunsrückgebergte dat uit leisteen bestaat, kent daar een brede richel kwartsiet, kiezelsteen, die de stroom tot in de 17e eeuw volledig afsloot. Met buskruit werd een opening gemaakt van vier meter, waardoor kleine schepen konden passeren. Pas in het midden van de 19e eeuw wist men met dynamiet het gat bij Bingen te verbreden tot ruim 20 meter. Na 1860 werd linksrheinisch een tweede vaarwater aangelegd van 90 meter breed, voorzien van een geleidedam. Het duurde echter tot 1974 voordat het Binger Loch op een breedte van 120 meter was gebracht en de nieuwe vaarweg met de geleidedam kon worden afgesloten. In al die jaren zijn vele schepen vastgelopen op de riffen onder het water en moesten diverse wrakken van de keien worden gehaald.
Na het Binger Loch waren de problemen nog niet voorbij. Bij Bacherach, even stroomafwaarts, is de Rijn breed en hebben zich op de rotsbodem stenige zandbanken gevormd. Tijdens droge zomers zie je daar de geladen schepen soms onverwachts tot stilstand komen. Ze lopen er aan de grond. Na Bacherach wordt de scheepvaart naar de linker oever geleid door 'das wilde Gefähr'. Weer een roerig stukje rivier waar het water wild tekeer gaat door uitstekende rotsen, riffen, onder water. Na het middeleeuwse stadje Oberwesel maakt de Rijn een lastige S-bocht om de beruchte rots de Loreley. Schepen die langer zijn dan 62 meter worden vanuit de radarpost bij Oberwesel individueel begeleid tot aan Sankt Goar. Een halve eeuw geleden waren op dat traject loodsen actief die mee aan boord kwamen. Nu zijn er voor de schippers tekens aan de wal en is er met hun een rechtstreekse kortegolf radioverbinding. Ook hier is het vaarwater vanaf het midden van de 19e eeuw met dynamiet uitgediept en veiliger gemaakt om het aantal ernstige ongelukken in deze snelstromende, onoverzichtelijke bocht te verminderen. Het water stroomt er namelijk niet alleen in het horizontale vlak, maar door rotsen in de diepte ook in het verticale, wat onverwachte bewegingen veroorzaakt. De rivier is bij de Loreley smal en aangezien dezelfde hoeveelheid water moet passeren, is de stroom er diep, tot 25 meter, en stroomt het er plaatselijk een keer zo snel als in de bredere delen van de rivier. Om stroomafwaarts te varen hoef je je niet af te vragen of je wel vooruit gaat. Dat ligt heel anders als je stroomopwaarts wilt. Tot in de 19e eeuw werden de schepen langs de oever voortgetrokken met paarden. In 1850 werd het Rijnspoor aangelegd, waardoor de oever moeilijker toegankelijk werd. Maar toen kwamen al spoedig de stoomslepers die tot in het midden van de 20e eeuw lange slepen van rijnaken (sleepkasten zonder motor, met grote roerbladen en vele ankers) van Rotterdam naar Duitsland en terug brachten. Toen werd de Rijn de drukst bevaren rivier van Europa. Dat zou je nu niet zeggen. Je kunt zo een half uur aan de kant zitten en geen schip zien passeren.
