In de zak aangebracht

12 november 2019

Voor de bouw van een houten platbodem werden geen scheepstekeningen gebruikt zoals we die kennen bij de bouw van stalen schepen. De houten schepen werden 'op het oog' gebouwd. Nou ja, de werfbaas had natuurlijk wel een concreet beeld van het schip. Hij wist ook hoe hij het moest aanpakken en hij gebruikte houten mallen als hulpmiddel. Bouwen zonder constructietekening, dus zonder spantenplan, leidt ertoe dat de scheepstimmerman begint met het plaatsen van de kielbalk en de stevens, om daarna het vlak (de bodem) en de eerste gangen (huidplanken) aan te brengen. Bij stalen schepen worden aan de hand van de tekening eerst de kiel en de stevens opgericht en daarna de spanten 'uitgeslagen' en geplaatst, zodat de huidgangen om de spanten heen de juiste vorm aannemen. Die werkvorm werd in het buitenland ook toegepast bij de bouw van houten schepen, maar niet in Nederland met z'n relatief kleine rond- en platbodems. Onze scheepsbouwers maakten een deel van de houten romp en plaatsten daarna de spanten (leggers en krommers) in die vorm. De spanten werden daarbij niet zwei gezaagd met de vorm mee, maar volgden de vorm van de romp. Bij spantenbouw staan de spanten keurig verticaal op rij, maar bij de platbodems worden de inhouten gewoon vlak tegen de gangen bevestigd en volgen ze de vorm van de romp. De zware inhouten worden aldus "in de zak" aangebracht. 

Op de foto bouwt werfbaas Berend de Jong in Heeg de tjotter 'Earrebarre', waar hij in 1970 de opdracht voor kreeg. Lange tijd werd gedacht dat deze ambachtelijke vorm van scheepsbouw niet meer mogelijk was. Dat het vakmanschap verloren was gegaan. Ook was er ten onrechte een beeld ontstaan dat deze scheepsbouwers uit het verleden een soort kunstenaars waren. Op dit moment zijn er echter diverse werven waar het mogelijk is een houten platbodem te laten bouwen. De bouwtechnieken zijn bekend en op onderdelen ook verbeterd. Er is slechts één probleem: de belangstelling voor de bouw van dit soort schepen bij de watersporters is helaas niet zodanig dat er van een bloeiende bedrijfstak kan worden gesproken.

 


 

Terug naar vorige pagina