Jagen zonder te jachten

15 februari 2019

Een wat oudere vrouw die in 1953 een tjalk jaagt door de Hoogeveensevaart, de schipper heeft het roer vastgezet en helpt met de boom (foto: Dolf Kruger). Het lijkt zwaar werk, maar het gaat lichter dan je zou denken, als je maar geen haast hebt. Dat was anders bij de skûtsjeschipper die door Hylke Speerstra geïnterviewd werd. Schipper en schipperse wilden persé eerder dan de concurrentie naar de terp om aarde te laden. "Dus mijn wijf in de jaaglijn en de wind recht voor de kop en zij trekken of haar leven ervan afhing. En ik alle doek op het skûtsje, met de schoten allemaal aan. Er kwam een dikke, ruime vlaag. 'Je krijgt al een mooie witte snor voor de boeg', galmde ze van het land. (...) En toen gebeurde het.

'Een vaart', schreeuwde ze. Er was ineens een vaart voor haar opgedoemd. (...) Dus, toen ik riep: 'Spring op het schip', nam ze een verschrikkelijke aanloop. Ik loefde wat op om dicht bij de wal te komen. Ze had de wind mee. Het wijf kwam een heel eind. Ze keilde tegen het boeisel bij de voorste bolder. (...) 'Help, ik forsûp, ik forsûp', schreeuwde ze, 'ik hâld my net fêst.' (...) Toen hoorde ik haar voor het eerst janken. 
Het begrootte me verschrikkelijk, want het was het liefste en beste wijf van heel Friesland, maar ik bulderde: 'Vasthouwe of verzuipen'. Ik kòn die mooie ruime vlaag niet voorbij laten gaan. Ze heeft het gehouden. Die avond aan de terp heb ik tegen haar gezegd: 'Ik laat je toch nooit verzuipen'. 'En ìk laat je toch nooit los.' Dàt zei m'n wijf." (Uit: De laatste echte schippers, binnenvaart onder zeil. p. 81,82. De vroegere Friezen noemden hun vrouw wijf, wat de Engelsen van hen overgenomen zouden hebben.)

 


 

Terug naar vorige pagina