Kerkhof

16 november 2018

De houten vissersschepen op de Zuiderzee hielden zich redelijk goed in het brakke water, maar rotten na de afsluiting van de zee snel weg in het zoete IJsselmeerwater. Ondanks dat langere leven in zout water, werd een nieuwe botter door de vissers in 15 jaar afgeschreven, waarna het schip verkocht werd aan een visser die zich geen nieuwe botter kon veroorloven. Na nog eens 15 jaren visserij was het beste er wel af, hoewel diverse botters ook daarna nog in de vaart bleven, omdat zij door hun sterke constructie van zware eiken delen ook nog wel konden varen terwijl ze eigenlijk rot waren. Maar eens is het afgelopen en wat doe je dan met een rottende klomp eikenhout van 13 meter lengte? Veel vissershavens van de Zuiderzee gebruikten een schepenkerkhof dicht bij de haven. De wrakke schuit werd naar buiten gesleept en een paar honderd meter naast de haveningang naar de oever gevaren, waar het schip vastliep in het zand naast de vele wrakken die eerder naar dit kerkhof waren gebracht.

Daar werd de eens zo fiere creatie van een scheepsbouwer overgelaten aan de zee, die in weinige jaren het rottende, sponzige hout deed opgaan in de oorsprong van natuurlijke elementen. Alleen bij extreem lage waterstanden, tijdens stormen die het water van de hoge wal wegbliezen, kwamen resten van deze schepen nog boven water, zoals op de foto in het jaar 2000 bij het voormalige schepenkerkhof van de vissershaven Spakenburg.

 


 

Terug naar vorige pagina