Klipper
19 april 2019

De klipper 'De Drie Gebroeders' van Jan Atzes de Groot uit Stavoren was een zogenaamde 'Friese' klipper met een uitwaaierend hek. Op de afbeelding het schip zoals Marten Groenhof het in 1976 schilderde. De klippers op het binnenwater bestaan dankzij de legendarische theeklippers die in de 19e eeuw over de oceanen zeilden. Op het binnenwater voeren de schippers in die tijd vooral met aken en tjalken. De snelle klippers werden echter een voorbeeld voor ontwerpers, bouwers en opdrachtgevers toen de binnenvaart overschakelde van hout op ijzer. De klipper is ontworpen als ijzeren vrachtschip.
Klippers hadden niet alleen voor die kenmerkende hol gebogen voorsteven, maar ook achter een mooi uitwaaierend hek en dus een doorgestoken roer dat aan dek met een stuurrad werd bediend. Die constructie staat mooi, maar kost veel ruimte. Niet alle schippers waren daar blij mee. Zij waren op hun aken en tjalken gewend te slapen onder het achterdek en dat kon niet meer bij een klipper met doorgestoken roer. Dus werden er al spoedig klippers ontworpen met het achterschip van een aak of een tjalk, dus met ronde wangen en een roer dat aan een achtersteven hangt. Een 'klipper met een paardenkont' werd zo'n schip genoemd, of wat netter, een klipperaak. Zo kregen de schipper en de schipperse weer hun vertrouwde slaapruimte in de kont van het schip en hoefden ze zich niet te ergeren aan de meters loze ruimte die dat uitwaaierende hek nodig had voor de fraaie belijning.
