Langzame aaljagers

25 mei 2022

Bij de Zuiderzeevisserij waren niet alleen vissers actief, maar ook 'halers en brengers'. Zeg maar 'koeriers'. Schippers met snelle schepen die de reeds gevangen vis op zee bij de vissers ophaalden en die zo snel mogelijk naar de haven brachten. De visser kon dan zonder onderbreking doorvissen en dat niet alleen. De waardevolle ansjovis was een visje dat nogal bederfelijk was. Het moest na de vangst zo snel mogelijk gekopt en gezouten worden om de gewenste kwaliteit te behouden. Dat was een belangrijke reden om deze visjes zo snel mogelijk met een visjager naar de zouterij te laten brengen en te laten verwerken. De schepen van de visjagers waren om die reden snelle zeilers. Dat kon echter niet gezegd worden van de 'ielbûsen', de aaljagers, die de palinghandelaren uit Heeg, Gaastmeer en Workum gebruikten om de aal bij de vele palingvissers op het binnenwater (en in het najaar in Stavoren bij het Vissersgilde) op te halen. Op de foto zien we rechts de palingaak 'Korneliske Ykes' liggen. Op de helling in Heeg ligt de palingaak 'Heeg' en dwars voor de helling ligt de 'ielbûs' de Harmonie van palinghandelaar Wigle Visser. Anders dan de gebruikelijke visjagers was het bij deze palingjagers helemaal niet belangrijk dat het snelle zeilers zijn. De palinghandelaars leverden voor de Engelse markt en anders dan in Nederland waar paling vooral gerookt wordt, bereidden de Engelsen de aal onbewerkt tot palingsoep. Voor de Engelse markt was daarom slechts één ding belangrijk: de vis moest levend en van goede kwaliteit zijn. Een ‘ielbûs’ moest om die reden een flinke bun hebben om de gevangen aal zo te kunnen vervoeren, dat die in blakende gezondheid, springlevend afgeleverd werd voor het transport met de palingaken over zee.

In 1922 kocht Wigle Visser de grote visaak die Auke van der Zee in Joure in 1905 voor Arend Poepjes had gebouwd. Arend Poepjes had deze aak de naam ‘Morgenster’ gegeven en liet het schip bij de gemeente Lemsterland registreren als LE104. Deze aak was ruim 2 meter langer dan de meeste andere visaken uit De Lemmer. Vanaf 1911 viste Willem Bootsma ermee onder nummer LE25. Dat schip was wel groot en ruim, maar kon beslist niet snel genoemd worden. Op dit moment is de aak na jaren als kajuitjacht te zijn gebruikt, weer gerestaureerd als visserman. Nog steeds zeilt ze niet snel. Het ging de palinghandelaar echter niet om snelheid, maar om kwaliteit. De aal moest in de bun van het schip genoeg ruimte hebben om gezond en levendig te blijven. De grote ‘ielbûs’ van Wigle Visser kreeg de naam ‘Harmonie’, wat ook niet de indruk geeft van een eenzijdige aandacht voor snel varen. De Harmonie werd niet alleen in Friesland gebruikt, maar ook om in Duitsland aal op te halen. De Friese vissers konden in die jaren niet genoeg aal leveren. Ruim twintig jaren eerder, aan het einde van de 19e eeuw, had Wigle Visser in Workum bij Zwolsman een houten Workumer bol laten bouwen voor het ophalen van aal. Nu kan je van een Workumer bol veel aardigs zeggen, maar niet dat zo'n breed scheepje met een naar binnen gekeerd karakter snel zeilt. Dat vond Visser voor een palingjager blijkbaar helemaal niet belangrijk. Het schip moest vooral een ruime bun hebben. De aal moest gezond blijven. Overigens heeft die Workumer bol de omgekeerde weg afgelegd als de visaak van Arend Poepjes. Niet van visserman naar ielbûs, maar van ielbûs naar visserman. Wigle Visser verkocht zijn bolletje in 1911 aan Tijsseling in De Lemmer die ermee viste onder nummer LE1. Drie jaren later werd de bol verkocht aan de Zuiderzeevisser Schenk in Enkhuizen die het scheepje liet registreren onder nummer EH112. Weer twintig jaren later kocht Hans van Dijk uit Stavoren het 8 meter lange aakje (ST10) en na de oorlog, in 1948, nam G. Bootsma in De Lemmer het scheepje over onder nummer LE107. Van dat aakje zijn toen in De Lemmer vele foto's gemaakt. Het werd bijzonder gevonden, want dit aakje was als enige nog van hout. Het werd in De Lemmer overigens ook geen Workumer bol genoemd, maar gewoon een Lemster visaakje. Pas in 1956 ging het scheepje over naar de recreatie en nu, na meer dan honderd jaren, bestaat het nog steeds, maar wel dankzij een polyester huid en nog wat andere hulpmiddelen om drijvend te blijven. Sneller is het bolletje er overigens ook niet op geworden, maar dat heb je als je zo oud wordt.

 


 

Terug naar vorige pagina Terug naar overzicht