Meer dan functioneel
6 januari 2022

In 1931 kreeg Auke van der Werff, werfbaas van scheepswerf 'Volharding' in Stavoren, de opdracht een motorspits te bouwen van bijna 39 meter lang en 5 meter breed. Die kon alleen door de zeesluis naar buiten, op het moment dat de Zuiderzee even hoog stond als het binnenwater. Normaal was dat bij eb het geval. De sluis kon immers slechts schepen schutten van maximaal 31.50 meter, de Friese maat, die overeenkwam met de maximaal toegestane lengte van schepen die door Friesland wilden varen. Dit grote schip kon naar buiten, naar de Zuiderzee, op het moment dat beide deuren van de sluis tegelijkertijd open konden zonder dat er gekke dingen zouden gebeuren. Dit schip was geen gewone 'spits', maar in de ogen van de Staversen een 'deftig' schip, omdat de opdrachtgever volgens het bestek een bijzondere afwerking wenste. Niet alleen moest het zorgvuldig worden geklonken, waarbij tussen de te klinken huidplaten en hoekijzers geteerd viltpapier moest worden aangebracht om te voorkomen dat het schip aanvankelijk enige tijd zou lekken na de tewaterlating. Geklonken schepen waren namelijk niet direct waterdicht. Tussen de geklonken naden moest eerst wat roest ontstaan en wat teer gesmeerd worden, voordat alle lekkage voorbij was.
Wat bij dit schip echter vooral opviel was de luxe die de kapitein op zijn schip wenste op woongebied. De kajuit moest afgetimmerd worden met teakhout en eikenhout. De roef moest voorzien worden van een echt marmeren schoorsteen (en dus niet gemarmerd met de verfkwast). Ook de vensterbanken en het blad van het buffet werden in marmer uitgevoerd, evenals het aanrecht van de kombuis. In het woongedeelte kwamen ovale, geslepen spiegels. De gordijnroeden werden in koper uitgevoerd evenals de stootlijsten langs vensterbanken en traptreden. Wastafels en nachtkastjes werden voorzien van een witglazen blad en iedere slaapkamer kreeg een ovale spiegel. Alle betimmering in het achteronder moest rond uitgewerkt worden met de vorm van het schip mee. In het vooronder, het onderkomen van de knecht, was alles wat eenvoudiger, van vurenhout, maar wel 'mooi glad geschaafd'. De spits werd voorzien van een 80 pk gloeikop diesel, wat voor die tijd een zeer sterke machine was. De scheepswerf kon al die verfijnde afwerking van het woongedeelte natuurlijk niet zelf uitvoeren. De werf was gespecialiseerd in het ijzerwerk. De fraaie afwerking moest uitbesteed worden aan specialisten, aan andere vakmensen. Dat is een praktijk die ook tegenwoordig nog normaal is. Gespecialiseerde bedrijven kunnen onderdelen beter en sneller leveren dan bedrijven die denken alles wel zelf te kunnen. Na de levering van dit fraaie schip kreeg scheepswerf 'Volharding' het moeilijk. Het bouwde nog één binnenschip, maar de crisis van de dertiger jaren deed zich reeds voelen en na de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 liep ook de klandizie van de vissers hard terug. Het accent kwam die jaren te liggen op onderhoud van werkschepen en nieuwbouw van motorkruisertjes voor de recreatie. Pas veel later, in de zeventiger jaren, kwam de werf in commercieel beter vaarwater met de bouw van Staverse kotters voor de pleziervaart en van vissersschepen voor vissers op het IJsselmeer en de Waddenzee. Voor echte luxe moest nog twintig jaren gewacht worden, toen de werf verhuisde van het Hellingpad naar de Kooijweg langs de Spoorhaven in Stavoren en daar Sturiërjachten ging bouwen voor het duurdere middensegment. Het meest opmerkelijke bij de bouw van luxe jachten is, dat die bouw minder conjunctuur gevoelig is. Rijke mensen blijven opdrachten geven voor de bouw van nieuwe jachten, ook als de economie in een depressie verkeert. Wellicht een reden om van een tweedeling in de samenleving te spreken?
