Monumentaal, maar niet boven de wet

12 oktober 2020

Door de eeuwen werd in de Lage Landen aan de zee gereisd per trekschuit. Op oude prenten herkennen we al de snikken met een royale kajuit, waar de reizigers zich in alle rust konden verpozen, terwijl ze door de trekvaart werden voortgetrokken naar hun bestemming. Op de foto uit het archief van de Stichting Stamboek voor Ronde Platbodemjachten zien we de trekschuit die tussen Leiden en Haarlem voer. Natuurlijk een replica, die in oude glorie teruggebracht de moderne mens mag herinneren aan vervlogen tijden. In zekere zin is zo'n functionele trekschuit op dit moment een monument. Daar dacht de overheid in Friesland ruim veertig jaar geleden echter heel anders over. Niemand minder dan Christiaan Jan Willem van Waning (1901-1989) bezat in de zeventiger jaren zo'n 'monumentale' trekschuit uit het jaar 1920. Het schip was een replica van een trekschuit uit 1906. Deze kapitein-ter-zee (1947-1952) met vele bestuursfuncties in de scheepvaartwereld was in het begin van de vijftiger jaren actief als oprichter van de Stichting Stamboek voor Ronde en Platbodemjachten. Zelf bezat hij de boeier 'Maartje'. 's Zomers bracht de familie Van Waning de tijd door op deze trekschuit die een ligplaats had in de Inthiemasloot bij Gaastmeer.

In 1978 vonden Gedeputeerde Staten van Friesland dat die trekschuit daar weg moest op grond van de landschapsverordening. De schuit moest naar een ligplaats voor woonschepen of naar de jachthaven in Heeg, waar Van Waning in die tijd een vaste ligplaats had voor het schip. Van Waning tekende bezwaar aan. Hij argumenteerde dat zijn schip geen 'woonschip' was, maar een 'varend monument' dat een sieraad was op het Friese water. De Provinciale Waterstaat wenste echter geen ontheffing te verlenen en Gedeputeerde Staten wezen zijn bezwaarschrift af. De trekschuit was dan wellicht een monument, maar voor GS viel het schip onder de categorie 'woonschepen langer dan negen meter'. Van Waning accepteerde die uitleg niet en tekende beroep aan. "Ik ga door", zei hij. In de zomer van 1978 legde hij zijn trekschuit daarom weer in de sloot bij Gaastmeer. Nu niet bij veehandelaar Cnossen aan de Polderdijk, maar aan een steiger voor de vroegere palinghandel vanuit Gaastmeer. Van Waning ging in beroep bij de Raad van State. Hij vond dat de Gedeputeerde Staten geoordeeld hadden op ten dele onjuiste gronden. Zolang dat beroep liep, bleef Van Waning liggen waar hij lag. Twee jaren later, op 7 februari 1980, deed de Raad van State eindelijk uitspraak. Van Waning moest van de Raad met zijn historische trekschuit zijn vaste stek verlaten. Zijn beroep werd verworpen. Zijn trekschuit zou een ornament op het water zijn, maar zijn trekschuit was volgens de Raad van State niet het enige varende monument. Zo'n schuit behoorde historisch gezien ook niet in het buitengebied te liggen, maar in een stad, gewoon aan de kade. De visie van GS was volgens de Raad daarom niet onredelijk. Vanaf die zomer mocht hij met zijn sieraad niet langer dan drie dagen achtereen liggen op dezelfde plek. Net als ieder ander.

 


 

Terug naar vorige pagina