Motor voorin

25 januari 2021

De schepen van de zeilende visserij op de Zuiderzee werden zodra dat realiseerbaar was, gemotoriseerd. Niet om daarna de zeilen op te bergen, maar vooral om bij windstil weer de vis zo snel mogelijk naar de afslag te kunnen brengen. Zodra één visser een oude automotor in zijn schip had gebouwd en daarmee zijn concurrenten bij slappe wind voorbij voer op weg naar de haven, konden de anderen niet achterblijven. Dode ansjovisjes zijn bovendien bederfelijke waar, die niet uren lang in de zon kan liggen. Daarmee moest je snel naar de visafslag en de zouterij. Bij de botters werd de hulpmotor achter de bun ingebouwd. De kleine Staverse jollen waren 'droge' schepen, zonder bun. De open kuip werd volledig gebruikt voor het stouwen van de staande netten. De enige plaats om een hulpmotor in te bouwen, was het vooronder. Op de foto vaart een jol op de motor het haventje van Laaksum binnen. De rook die we zien boven het water naast de mast komt van de uitlaat van de motor die voor de mast staat. Bij de jollen werd meestal een afgedankte motor van een T-Ford ingebouwd. De T-Fordjes werden geproduceerd van 1908 tot 1927. Het benzinemotortje leverde maximaal 20 pk en dat kwam goed uit, want het was voor Zuiderzeevissers bij wet verboden een zwaardere motor in te bouwen. Dat om de overbevissing tegen te gaan. Deze beperking is pas in 1960 opgeheven.

Er waren wel vissers die een oude automotor hadden laten inbouwen die meer pk kon leveren, maar dan werd de motor zo afgesteld, dat de grens van 20 pk niet werd overschreden. Bij de jollen was de inbouw van de motor voor de mast een goede zaak voor de gewichtsverdeling, met die zware netten achter de mast in de kuip. Om de motor te starten, gaf deze plaatsing wel problemen. Die oude T-Fordmotoren werden aangeslingerd aan de voorkant van de machine. De slingeraar kroop dus onder het voordek langs de motor en kon aan de voorkant net de ruimte vinden om met de voeten steun te vinden op een legger, met de rug diep gebogen klem te staan tegen de voorsteven en het dek. Vervolgens probeerde hij met de slinger de ploffende, helse machine aan de praat te krijgen. Je vraagt je af hoe bij zo'n jol de schroefas naar achteren werd geleid. In de winter stonden de jollen bij Laaksum op het land en op foto's zie je, dat de schroefas aan de buitenkant langs de kiel loopt, dus iets uit het centrum. Het was constructief immers onmogelijk de as over meters lengte centraal door de kiel te laten lopen. Die plaatsing van de motor wordt bij jachtjollen nooit toegepast. Zonde van de ruimte in het vooronder. Bij jachtjollen staat de motor achterin, ongeveer bij de kajuitingang. Dat schept weer eigen problemen, maar die zijn acceptabeler dan die van een motor voorin. De originele vissersjollen die er nog zijn, hebben de motor midden in de kuip staan. Daar hoeven immers geen netten meer te liggen. Voor die jollen zou de motor voorin echter wel een overweging kunnen zijn. Dat geeft een betere gewichtsverdeling en bovendien alle ruimte in de kuip. Deze jollen worden tegenwoordig vooral voor dagtochtjes gebruikt en nauwelijks voor toertochten. Bij een goede tent over de kuip heb je bovendien meer comfort aan boord dan in dat kleine vooronder. En dat moeizame aanslingeren? Dat is voor de romantici onder deze zeilers. Realisten kiezen immers voor een betrouwbare, elektrisch startende aandrijving?

 


 

Terug naar vorige pagina