Oude venen

25 augustus 2021

Honderd jaar geleden schilderde Ids Wiersma bovenstaand werk, de Hooidamsloot langs de Oude venen naar Eernewoude. Dergelijke landschappen krijgen voor ons gemakkelijk een sfeer van 'oorspronkelijkheid', terwijl dezelfde Hooidamsloot op dit moment van karakter veranderd zou zijn door de moderne toerisme-industrie. Dat laatste is natuurlijk ook zo en niet primair door een anonieme 'industrie', maar door gewone burgers die op het water recreëren en daarbij behoefte hebben aan voorzieningen. De vergissing die gemaakt wordt, is te denken dat het beeld van honderd jaar geleden 'oorspronkelijk' zou zijn. Het landschap uit die tijd is immers slechts een fase in een historisch proces. De rijkdom aan vaarwegen in het veengebied is van recente datum. De vele vaarten in Zuidoost-Friesland die nu gebruikt worden door watersporters die 'de turfroute' afvaren, zijn gegraven door een landschap dat wij ons helemaal niet voor kunnen stellen. Nog maar een paar eeuwen geleden was dit veengebied een woestenij waar bijna geen mensen woonden. De schematische indeling van de Friese bevolking in Kleifriezen uit het noordwesten, Woudfriezen uit het zuidoosten en Stellingwerfers langs de grens met Drenthe en Overijssel is ontstaan, omdat alleen de Kleifriezen meenden dat zij 'oorspronkelijke bewoners' van dit gebied zijn.

De Woudfriezen zijn er pas gekomen met de turfwinning van de laatste eeuwen en de Stellingwerfers zijn voor een deel nazaten van de bewoners van de Koloniën van Weldadigheid uit het Drentse grensgebied. Die turfvaarten werden als investering gegraven door compagnieën. De compagnons waren mensen met kapitaal die winst wilden maken door een vaart te exploiteren naar een veengebied, waar plaatselijke veenbazen vervolgens turf konden afgraven. De vaart was nodig om het water uit het veengebied af te voeren en later, als na jaren de turf kon worden gewonnen, de turf te vervoeren met scheepjes. De eerste compagnieën in Friesland werden rond het jaar 1600 actief, vooral vanuit het huidige Heerenveen. Het duurde 300 jaar voordat de turfvaarten de Drentse grens hadden bereikt en het veen uit Zuidoost-Friesland was afgegraven. Vooral in de noordwestelijke strook van het veengebied in Zuidoost-Friesland was het veen tot onder NAP weggebaggerd en was het land onbewoonbaar geworden. Allemaal water, petgaten en weerribben. 'Prachtige natuur' zeggen we nu en genieten van de vaart door de Oude venen, maar eigenlijk lag het land een paar meter hoger. Niet onder NAP, maar er boven. Door het water uit het veen af te voeren, klonk de grond met ca. 25 % in en daarna werd de turf afgegraven. Dat was economisch zeer profijtelijk, maar het land werd nog minder bewoonbaar dan het al was. Aan het einde van de 19e eeuw werden de verveners verplicht slikgelden te betalen om de uitgeveende gebieden weer in te polderen en geschikt te maken voor de landbouw. Het landschap van Grote Veenpolders met vaarten en sloten waar nu de watersporters varen, is dus van heel recente datum en gewoon mensenwerk, dus cultuur, net als die Oude venen die ook niet oorspronkelijk zijn.

 


 

Terug naar vorige pagina