Overtoom
30 november 2020

In laag Nederland was de beheersing van het water noodzakelijk om er te kunnen werken en wonen. Door de eeuwen heen is er daarom een stelsel ontstaan van sloten, vaarten en meren die alle op elkaar aansloten met stuwen, sluizen en dammen om te voorkomen dat het water simpel op natuurlijke wijze van hoog naar laag zou stromen. Bovendien waren er molens om een teveel aan water over te hevelen op ruimer water, de boezem, waar een teveel aan water via spuisluizen afgevoerd kon worden naar zee. Aangezien het meeste vervoer ook over dat binnenwater ging, waren er voorzieningen voor de scheepvaart om de vele niveauverschillen in het water te overbruggen. Het bekendste hulpmiddel is natuurlijk de schutsluis zoals we die ook nu nog kennen. Als de scheepvaart op klein water niet zoveel voorstelde, was de bouw van een schutsluis echter een te grote investering. Dan was het veel eenvoudiger om bijvoorbeeld op een dam die het water scheidde een overhaal of overtoom aan te leggen. Daarmee werd een klein scheepje over de dam getrokken van de ene vaart in de andere. Op de foto zien we de overtoom van Nieuwersluis in werking. Een Hollandse boot wordt met een takel aan twee kettingen over rollen omhoog getrokken, het land op. Bovenop is een wip voorzien van rollen. Op enig moment kiept de boot om naar de andere kant en glijdt die beheerst, aan de kettingen, aan de andere kant van de dam weer in het water.
De bekendste overtoom was natuurlijk die van Amsterdam, uit de 18e eeuw. De weg langs de vaart heette zelfs de Overtoomseweg. Reeds in 1809 werd deze overhaal vervangen door een schutsluis. Langs de Overtoomseweg waren in de 18e eeuw onder meer uitspanningen voor dagjesmensen. De grote woonhuizen die we er nu zien, zijn van later datum. Uit de tijd dat gezinnen vertier zochten bij de Overtoom, stamt ook het kinderliedje 'Schuitje varen, theetje drinken', dat velen ook nu nog wel kennen. Bij mooi weer voeren Amsterdammers in een bootje bijvoorbeeld naar zo'n pleziertuin bij de Overtoom en de kinderen werden beziggehouden met onder meer het zingen van een liedje: "Schuitje varen, theetje drinken. Varen we naar de Overtoom. Drinken we zoete melk met room. Zoete melk met brokken, Kindje mag niet jokken." Die melk met room heette zoet, want was geen zure karnemelk. En ja, die brokken....dat waren stukjes brood. Later zouden die kindertjes nog wel ontdekken dat het belangrijk is als je ook iets in de melk te brokkelen hebt.
