Parlevinker

19 juli 2021

Je koopwaar uitventen in een bootje bij schippers die geen tijd en gelegenheid hebben om 'normaal' boodschappen te doen, is al eeuwen oud. Deze nering raakte pas in deze eeuw in onbruik, toen de fiscale vrijstelling voor parlevinkers verdween, onder druk van 'Brussel', om alcoholische dranken en tabakswaren accijnsvrij te mogen verkopen. Op de foto zien we een parlevinker in de haven van Rotterdam in het jaar 1928. P. Kooy uit Katendrecht handelt vanuit een flinke roeiboot waarmee hij met zijn maat de schepen bij langs gaat. Zulke handelaren in de havens werden ook 'kaaidraaiers' genoemd. Parlevinkers werden wel varende kruideniers genoemd, maar hun assortiment was veel breder dan dat van een kruidenier. Ze verkochten alles wat ze bij de schippers (en vooral de schippersen) konden verkopen. Uiteraard kruidenierswaren, zuivel, aardappelen en groente, maar ook keukenbenodigdheden als afwaskwasten, schoonmaakmiddelen, mattenkloppers en petroleum, verf, handdoeken en textiel. Op de foto reikt de schipperse de petroleumkan aan Kooy. De tjalk wordt geladen met gezaagd hout. De luiken liggen gestapeld op het voordek. Het ruim is al vol en nu wordt de rest gestapeld tot in de warrings, de gangboorden.

Parlevinkers konden jarenlang goede zaken doen, omdat zij het mogelijk maakten dat de schipperse inkopen deed, terwijl het werk doorging. Tijd was immers ook toen al geld en hoe moest de schipperse aan de kant komen met haar kind om boodschappen te doen? Dat was onmogelijk. Ergens met de nieuwe lading afmeren voor inkopen was zonde van de tijd, er moest dan direct gevaren worden. Toen de binnenvaart gemotoriseerd raakte, volgden de parlevinkers. Met flinke motorvletten die speciaal omgebouwd waren voor dit werk, een hele winkel aan boord, voeren zij gelijk op met de binnenschipper, maakten al varende vast alsof ze het schip enterden, en hadden zo tijd om te verkopen en te handelen. Met wat geluk slaagden ze erin om op de terugweg bij een ander schip aan te klampen. Vaak waren schippers vaste klant bij een bepaalde parlevinker. Veel schippers voeren immers op vaste trajecten en kwamen vaak terug op dezelfde plaatsen. Alleen de schippers van de 'wilde vaart' voeren overal heen waar maar lading af te leveren was. Parlevinkers zie je nu alleen nog in de zomer als het warm, zonnig weer is. Dan varen ze met een bootje langs de watersporters in de hoop om ijs, gekoelde drank of pizza's te verkopen.

 


 

Terug naar vorige pagina