Pastel

23 oktober 2019

In 1888 maakte de Engelsman Henry Doughty met zijn gezin een zeiltocht door Nederland met zijn Norfolk wherry, een 16 meter lang slank houten vrachtscheepje dat voorzien was van een kajuit. In het boek Friesland Meres (London, 1889) beschrijft hij zijn ervaringen. Over het Friese binnenwater is hij buitengewoon enthousiast. Hij blijft zich verbazen over de lage oevers. Het land blijft vaak onzichtbaar achter de rietkraag. Over de steden is hij wat minder te spreken. Ze stinken. Er hangt een speciale odeur van koeienstallen vermengd met veendampen. Een geur die in je kleding trekt en er slechts langzaam uit verdwijnt. Over de bevolking is Doughty ondanks zijn goede intenties evenmin erg te spreken. De Engelse toeristen worden door de Friezen gezien als vreemdelingen. Overal waar ze aanleggen, stromen de mensen toe en blijven ze hen onder veel commentaar de hele dag en zelfs tijdens de nacht aanstaren. Soms zijn deze 'nietsnutters' (Doughty) op de kant zo opdringerig, dat de Engelsen zich genoodzaakt voelen een ligplaats buitenaf te zoeken. Daar buitenaf, buiten de steden en de dorpen, genieten ze van de ruimte, van de vrolijke weidevogels en van de prachtige kleuren. Met regelmaat meldt Doughty hoe zij onder de indruk zijn van de prachtige pasteltinten. 

Pasteltinten? Ja, zo zagen zij dat. In diezelfde periode trokken Nederlandse schilders naar Italië om daar de in hun ogen prachtige kleuren te schilderen langs de Middellandse zeekust. Maar de Engelsen zagen in Friesland wonderlijke pasteltinten, die deze schilders blijkbaar ontgingen. Doughty had geen ongelijk. Vooral in de nazomer, als de zon minder hoog staat, de lucht kouder en daardoor relatief vochtiger wordt, zorgt de langere breking van het zonlicht door de atmosfeer voor een waaier aan pasteltinten. De blauwe kleuren verstrooien het eerst, de rode het laatst. Die blijven we dus rond de zon zien, terwijl het blauw helemaal aan de andere kant van de hemel domineert. Opvallend blijft, hoe we vooral oog hebben voor wat we niet kennen, terwijl de schoonheid van het vanzelfsprekende ons lijkt te ontgaan. Nederlandse impressionisten die naar de Middellandse zee trekken vanwege het mooie licht, terwijl Engelse toeristen met verbazing naar het in hun ogen mooie licht op het Friese binnenwater kijken. In plaats van verre reizen te maken om wat te beleven, kunnen we dus ook gewoon leren te zien om opnieuw te ontdekken, wat voor fraais ons gegeven is in de directe omgeving.

 


 

Terug naar vorige pagina