Perspectieven
15 maart 2022

Direct na de oorlog, in de vijftiger jaren, was het verkeer nog niet zo gestroomlijnd als tegenwoordig. Terugkijkend was toen de menselijke maat nog vanzelfsprekend. Op de foto zijn vijf fietsende dagjesmensen aangekomen bij de Gelderse IJssel, bij Angerlo ten zuiden van Doesburg, in de Achterhoek. De veerman heeft net een man overgezet en bespreekt met de fietsers hoe naar de andere kant te komen. De jonge vrouw bij de boot heeft een herenfiets aan de hand, de verste man een damesfiets. Dat zal wel geen bijzondere betekenis hebben. Waar het mij om gaat, is de verandering van de wereld zodra je van de wal op een scheepje stapt. Vanaf de kant genieten mensen als oeverrecreant van het water met alles wat daar wel of niet gebeurt. Als automobilist zie je schepen traag door kanalen varen. Mooi, maar het schiet niet op. Maar één keer op een schip, of zoals op de foto op een veerbootje dat geroeid wordt naar de andere oever van een rivier, is alles anders. Vanaf het water kijk je met verbazing en ook wel met lichte ergernis naar de drukte van het verkeer op de wal, met al dat lawaai en gejaag. Daar hebben de fietsers in 1952 nog geen last van. Toen waren er nauwelijks auto's. Maar ook voor hun is de overstap van het land op het bootje een stap in een andere wereld. Niets staat er vast. Het bootje schommelt en beweegt op een voor fietsers merkwaardige manier.
Het vrolijk stromende water dat vanaf de kant zo fraai leek, blijkt plotseling een tegenstander van formaat te zijn. Er moet flink gewerkt worden om met een roeiboot de andere oever te kunnen bereiken die eerder toch zo dichtbij leek. Het basale veiligheidsgevoel van mensen kan in een bootje zelfs zo belast worden, dat ze verkrampen, hopend dat het nog goed afloopt, waarna ze dolgelukkig zijn zodra ze weer vaste grond onder hun voeten voelen. Maar ook bij een zorgeloze vaart op de rivier blijft het opvallend hoe anders de wereld is vanaf het water. Hoe het gevoel voor afstanden en snelheid van de vaart plotseling terugzakt naar een middeleeuws niveau, toen de meeste schepen immers niet minder snel gingen dan veel scheepjes uit onze tijd. De veerman lijkt nog te twijfelen of hij de groep in twee, drie of vijf keer kan overvaren. Zijn bootje is immers klein en de fietsen plotseling groot. Hij heeft bovendien zelf de nodige bewegingsruimte nodig om op de stroom te kunnen roeien. Tenslotte is er nog het perspectief van de landman die net overgezet is. Op weg naar z'n werk, zo lijkt het. Tja, die vreemdelingen met hun fietsen...., misschien moeten ze maar een stukje omrijden via de brug bij Doesburg.
