Praamzeilen
29 april 2022

Na de oorlog hadden de boeren in het Friese merengebied hun pramen niet meer nodig voor het transport van hooi, mest, vee en bussen melk. De landerijen die zij hadden, waren door verkaveling aaneengesloten rondom de boerderijen komen te liggen en het meeste vervoer kon nu over de weg sneller en handiger dan over het water. De boerenpramen werden gesloopt of lagen weg te rotten in de opvaarten bij de boerderijen. Een enkele zeilpraam werd opgeknapt en gebruikt voor de pleziervaart met betalende gasten. Die zeilpramen waren snelle zeilscheepjes. Ze waren lang, licht en stabiel, dus wilden wel vooruit. Het duurde toch nog tot 1996 voordat deze scheepjes georganiseerd van de ondergang werden gered. In dat jaar werd in Terhorne de stichting 'De Fryske Boerepream' opgericht. Aanvankelijk als behoudsorganisatie, maar een paar jaren later omgevormd tot een vereniging met leden die deze pramen met elkaar wilden opknappen en ermee gingen varen. Vooral het wedstrijdzeilen met pramen werd fanatiek bedreven (zie www.defryskeboerepream.nl). Dit voorjaar, op 7 mei, wordt in Terhorne het 25-jarig jubileum van de vereniging gevierd. Een jaar vertraagd, vanwege de Coronapandemie.
Uiteraard met jubileumwedstrijden, waar net zo fanatiek wordt gezeild als bij het skûtsjesilen. De pramen zijn ondanks hun vorm niet te vergelijken met de skûtsjes. Pramen zeilen veel gemakkelijker en ook plezieriger. Met een skûtsje kan je tegenwoordig alleen varen met een team van stevige zeilers die van aanpakken weten. Ondanks het verleden van die vrachtscheepjes toen die door twee man werden gezeild, de schipper en z'n knecht of de schipperse. Het probleem bij een skûtsje is niet alleen dat zo'n scheepje wat eigenzinnig vaart, maar ook dat je er altijd bovenop zit. Dat is bij een praam heel anders. Daar zit je in, wat een veilig gevoel geeft. Daar kan je overstag gaan zonder risico dat je door de giek van de luiken wordt geveegd. Een praam zeilt snel en gemakkelijk. Ook met kleine bemanning vaar je ermee in het tempo van de scherpe jachten en regelmatig sneller, wat bij platbodemzeilen beslist niet gebruikelijk is. Voor het wedstrijdzeilen zijn er natuurlijk wel weer regels opgesteld om tot een eerlijke wedstrijd te komen. Waar de boerenpramen allemaal verschillend waren en gebouwd werden in lengtes van 6 tot ruim 16 meter, daar zijn de wedstrijdpramen teruggebracht tot twee klassen. Een A-klasse tot 11 meter en een A-groot klasse tot 12 meter. Dat geldt voor de van oorsprong originele boerenpramen waarmee wedstrijden worden gezeild. Die schepen zijn allemaal oud, maar gerestaureerd. Naast de vereniging 'De Fryske Boerepream' is er ook een andere vereniging die in 2004 is opgericht: de 'Nije Sylpream'. De leden van die vereniging zeilen ook wedstrijden, maar niet met oude, opgeknapte pramen, maar met een door Jelmer Kuipers uit Sneek ontworpen standaardpraam als eenheidsklasse. Die pramen zijn allemaal precies eender. Wie dan wint, heeft niet het snelste schip, maar is de beste zeiler. Wie houdt van technische experimenten, die ervaart de standaardisering van de praam als een hinderlijke belemmering, als conservatisme. Wie gecharmeerd is van de historische veelvormigheid, ervaart de uniformering als verschraling. Het zijn alleen de wedstrijdzeilers die een gelijk speelveld belangrijk vinden, die achter de uniformering en reglementering staan. Vele watersporters zijn juist blij op het water verlost te zijn van de vele regels van de wal.
