Slank en slap
24 maart 2021

Skûtsjes zijn vrachtscheepjes die gemaakt zijn voor bulkvervoer (terpaarde, mest, aardappelen, turf, hooi) door smalle, ondiepe vaarten en over ondiepe meren. Eigenlijk zijn deze tjalkjes lange, smalle laadbakken die ondanks die simpele rechthoekige basis een fraaie vorm hebben gekregen door de rond gebouwde kop en kont. Qua ontwerp een topprestatie. Tegenwoordig worden skûtsjes gebruikt als wedstrijdschip en daarnaast ook als charterschip. Enkele skûtsjes worden gekoesterd in de oorspronkelijke opzet als vrachtschip met de mast ver naar voren en de roef naar achteren, om een zo groot mogelijk laadruim te creëren. De wedstrijdskûtsjes zijn ware racemachines geworden. Het tuigplan is geoptimaliseerd waarbij de mast en zwaarden naar achteren zijn verplaatst (ten koste van het laadruim) en de roef naar voren om handelingsruimte te verkrijgen voor de bemanning. Ook is de mast aanzienlijk verlengd en het tuig vergroot. Door de lengte, het relatief lage gewicht en de geringe diepgang zijn deze skûtsjes zeer snelle zeilers. Die zelfde slanke rompvorm heeft echter ook een andere eigenschap. Eigenlijk is zo'n lang, open schip te slap. Zowel in de lengte als in de breedte is de constructie te weinig robuust. De fraai gevormde uiteinden, de kop en de kont, zorgen voor stevigheid, maar het middenstuk kent te weinig dwarsverband en te weinig stijfheid in de lengte. Zo'n schip moet op het droge goed ondersteund worden, anders komen delen in verzakking.
Toen in Drachten op het Buitenstvallaat het skûtsje 'De Jonge Trijntje' gerestaureerd werd, moest het schip op enig moment een meter opzij verplaatst worden. De romp was al aardig klaar, de schroefas was geplaatst in de koker en liep mooi gecentreerd naar voren als maat voor de plaats en stand van de fundering van de scheepsmotor. Na het verplaatsen van het schip bleek de schroefas heel verrassend niet meer precies centraal te lopen. Alleen door deze kleine verplaatsing was de romp onder spanning gekomen en vervormd in de lengte. Als het tuig op zo'n schip staat, wordt bij een flinke wind ook een enorme kracht uitgeoefend op de romp. Bij zeilen op het IJsselmeer komt daar de wisselende belasting bij die de golven uitoefenen op het schip. Dat alles is natuurlijk niet heel erg. Alleen in theorie kan zo'n schip breken, op dezelfde manier als in de praktijk grote tankers en containerschepen kunnen breken als zij aan de grond lopen of op een rif, waarna de romp niet meer gelijkmatig wordt ondersteund. Honderd jaar geleden lag in Stavoren het tot charterschip verbouwde beurtschip 'Henriëtte' van Jan Wijbrands. Dat schip was van hout en moest natuurlijk ieder jaar even op de helling voor onderhoud. Het was te lang voor één hellingwagen bij de scheepswerf 'Volharding', dus werd het met twee hellingwagens op het droge getrokken. Iedere keer als het na het hellingen weer te water ging, lekte het schip. Ook dat houten tjalkje was dus te slap. Door de spanning op de romp trokken er naden open en had de schipper enige tijd last van lekkage. Korte schepen zijn veel compacter en sterker te bouwen dan lange schepen. Een viskotter of een sleepboot zijn constructief onvergelijkbaar met de grote vrachtschepen. Ze zijn naar verhouding veel sterker. Dat zelfde geldt voor platbodemjachten. Een skûtsje lijkt heel wat, maar is constructief slap, terwijl een boeier of een botter duidelijk kleiner zijn, maar wel sterker qua bouw. Het blijft interessant dat de scheepsbouwers tjalken, skûtsjes en pramen zo'n slappe constructie meegaven, terwijl zij heel goed wisten dat een stijf schip, gebouwd met effectieve dwarsverbanden en een zware kielbalk voor stijfheid in de lengte een langer leven heeft.
