Spuisluis
18 februari 2022

De waterbeheersing in Friesland was tot 1967 een groot probleem. Pas toen in 1966 bij Stavoren het J.L. Hooglandgemaal gereed kwam, werd het mogelijk actief voldoende water in- of uit te pompen om het waterniveau van de Friese boezem enigszins onder controle te houden. Voor die tijd kon het grote stoomgemaal bij De Lemmer dat niet als enige gemaal van de provincie bolwerken. Dat Ir. Woudagemaal kwam in 1920 gereed. Voor die tijd moest het waterniveau in de provincie geregeld worden met spuisluizen langs de Zuiderzeekust. Die mochten geen water inlaten, want de Zuiderzee was zout. Spuisluizen zijn bedoeld om een teveel aan binnenwater te spuien op het buitenwater. Dat was lastig genoeg. Als norm voor de waterhoogte gold vanaf 1891 het Normaal Amsterdams Peil, dat vrijwel overeenkwam met het eerdere Amsterdams Peil, wat het gemiddelde hoogwaterniveau was van de Zuiderzee bij Amsterdam. Het NAP meet het niveau van het IJ na de afsluiting van het IJ van de Zuiderzee in 1872. Dat was nodig, vanwege de aanleg van het Noordzeekanaal met de sluizen bij IJmuiden. Aan de Zuiderzeekant werden de Oranjesluizen aangelegd. Het Fries Zomer peil, dus het waterniveau op de Friese meren, lag 66 centimeter onder NAP.
Na de afsluiting van de Zuiderzee werd het waterpeil van het IJsselmeer 20 centimeter onder NAP gehouden. Het IJsselmeer was en is dus minder diep dan de Zuiderzee was. De Friese meren liggen echter nog altijd 40 centimeter onder het IJsselmeerpeil. Het water in Friesland moet dus behoorlijk hoog staan om het te kunnen spuien op het IJsselmeer of de Zuiderzee. Na een periode van veel regen en zuidwestenwind overstroomde het Lage Midden van Friesland, maar het water kon pas door spuien verlaagd worden als de westenwind voorbij was en de Zuiderzee laagwater had. Dan gingen bij oostelijke wind de spuisluizen open en stroomde het water met een vaart naar buiten. Die stroming was in heel het Friese waterland voelbaar. Naast schutsluizen in De Lemmer, Stavoren, Hindeloopen, Workum en Makkum, waren er ook sluizen die vrijwel alleen gebruikt werden om overtollig water te spuien. Zoals het Schoterzijl, de spuisluis van Tacozijl ten westen van De Lemmer en het sluisje bij Molkwerum. Op de foto zien we die spuisluis van Molkwerum rond 1960 met de hoge deuren aan de IJsselmeerkant. Aan de binnenkant zijn de deuren veel lager, aangepast aan het waterniveau. Er werden immers geen schepen door de sluis geschut. Voor de sluis staat op het gele zand Auke Zeldenrust (1891-1982), de laatste visser van Molkwerum, bij zijn zeepunter de HL19. Het spuien van water leidde tot de vorming van een zandbank aan de zeezijde van de sluis. Het water stroomt met geweld naar buiten, woelt de zandbodem op en komt tot rust, zodat het zand bezinkt op enige meters buiten de sluis. Alleen al om die reden was een spuisluis ongeschikt als schutsluis voor de scheepvaart. De vissers van Molkwerum maakten echter wel gebruik van de sluis om bij naderend ontij bij laag water hun scheepjes, vooral jollen en boatsjes, door de spuisluis naar binnen te brengen en veilig in de dijkvaart af te meren. Molkwerum ligt even ten noorden van Stavoren en is 'een dorpje van niks' om het eens oneerbiedig te zeggen. Maar dat was vroeger anders. Het oude Molkwerum was eens een belangrijke havenplaats. Het was gebouwd op 'pollen', op een verzameling eilandjes, tussen kronkelige waterwegen. Het werd 'het Friese doolhof' genoemd, een berucht dorp, waar Hilarides in 1718 een plattegrond van tekende opdat de bezoekers er niet zouden verdwalen. Toen de Franse kunsthistoricus Havard het dorp in 1873 bezocht, zag hij niets terug van de bijzonderheden die hij verwachtte. 'Als ooit een reputatie misbruikt is, dan is het wel die van Molkwerum', zo concludeerde hij in zijn boek 'Reis langs de dode steden van de Zuiderzee'. Wat hem ook opviel, was de zwijgzaamheid van de bevolking. Zelfs als je wat vroeg, kreeg je geen antwoord. 'Alleen de vrouwen, in het bezit van een van de aardige eigenschappen van hun sekse, zijn een beetje communicatief.' Aldus Havard die de Friezinnen overigens zeer bewonderde om hun schoonheid, wat hij in de 19e eeuw nog probleemloos mocht opmerken.
