"Stokoud"​

31 december 2020

De schrijver en journalist Fred Thomas uit Amsterdam (1906 - 1959) zeilde in zijn jonge jaren met een voormalige vissersjol, de HL 37 uit Laaksum. Tijdens vakanties zocht hij graag dat vissersnest met het piepkleine vluchthaventje op, dat eens de thuishaven was van zijn scheepje. Een jaar na de afsluiting van de Zuiderzee, in 1933, maakte Thomas er bovenstaande foto. De visserijregistratie is vrijwel verdwenen van de jollen, want het IJsselmeer was binnenwater en daar was geen gemeentelijke registratie nodig. In zijn boek Wijkend water (1940) schrijft hij: " In het kleine nest dat Laaksum heet, was haar thuis. Daar lagen een dozijn en meer Staverse jollen: kleine, maar fors geboetseerde klompen, vol in hun spanten, stokoud en verweerd." Die eiken scheepjes werden in die jaren in de bruine teer gezet, een prima product dat ook tegenwoordig nog verkrijgbaar is. Door het zoute Zuiderzeewater bleekten ze uit en zagen ze er verweerd uit, wat goed paste bij het visserijbedrijf uit die jaren. Dat "stokoude" is natuurlijk een tijdsbeeld en moet niet al te letterlijk worden genomen. Houten werkscheepjes worden niet stokoud. Ze worden gebruikt voor werk, het onderhoud is meestal matig, ze liggen zonder bescherming in weer en wind. Na zo'n 25 jaren gebruik is het beste er wel af. Nieuwe botters werden in 15 jaar afgeschreven en konden daarna nog zo'n 15 jaren met kunst- en vliegwerk verder bij vissers die zich geen nieuwe botter konden veroorloven. Bij jollen was dat niet anders.

Vergeleken met moderne jachten van polyester, aluminium of staal (beschermd tegen roest met epoxycoatings etc.) worden ook houten platbodemjachten niet oud. Na 20 à 30 jaar (en soms al veel eerder) heeft zo'n houten jacht een kostbare opknapbeurt nodig doordat houten leggers en gangen zijn gaan rotten of schimmelen. Er varen diverse eiken platbodems rond van honderd jaar en ouder, maar die schepen zijn minstens drie keer grondig gerestaureerd. Vrijwel alle hout aan zo'n schip is dan een of meer keren vervangen. Overigens bestaan er tegenwoordig moderne houtbouwtechnieken, waardoor ook dergelijke houten schepen veel duurzamer worden dan met de traditionele aanpak. Het hout wordt dan voorbehandeld met kunstharsen, de bouwwijze verandert van een eeuwenoud handwerk in een rationeel proces met toepassing van moderne lijmen, rvs verbindingen en epoxybescherming. Voor de scheepsbouwers die het traditionele ambacht in ere houden, is dat een overgang die voor hun meestal niet bespreekbaar is. Ook behoudsorganisaties staan meestal afwijzend tegenover deze modernisering. Begrijpelijk, maar ook onverstandig. Nu het met moderne middelen mogelijk wordt houten platbodems werkelijk stokoud te laten worden zonder regelmatige restauraties, zouden deze organisaties ook positief tegenover deze vernieuwing kunnen staan. Dan krijgen dergelijke houten schepen immers een toekomst. Op dit moment zijn particulieren meestal niet meer in staat een restauratie van een eiken platbodem te financieren en zijn het stichtingen die de oude schepen overnemen en varende houden. Wat is er op tegen om houten platbodems zo te bouwen dat zij wel 'stokoud' kunnen worden en daarmee ook voor particuliere eigenaren betaalbaar blijven?

 


 

Terug naar vorige pagina