Stroomlijn
29 maart 2021

Je zou het niet zeggen, als je de ronde kop van een skûtsje ziet, maar ook zo'n schip is gestroomlijnd. De snelste skûtsjes van begin 1900, toen deze scheepjes gebruikt werden als zeilend vrachtschip, zijn nu nog in de vaart als wedstrijdschip. Voor dat doel zijn deze scheepjes zeiltechnisch geoptimaliseerd. Daardoor zijn ze veel sneller geworden dan ze als vrachtscheepje ooit waren. Toch was die verbetering alleen mogelijk, omdat de rompvorm van deze scheepjes dat toeliet. Bij snelle zeilschepen denken we meestal aan scherpe jachten met een smal, scherp gelijnd voorschip. Het schip snijdt als het ware door het water. Bij de skûtsjes is dat helemaal niet het geval. De waterlijnen zijn juist stomp. Hoezo stroomlijn? De snelheid van een skûtsje is echter gebaseerd op de geringe weerstand van het schip op het water. Een scherp kieljacht heeft een relatief hoge wrijvingsweerstand, die zich vooral doet voelen bij lage snelheden. Het water schuurt als het ware langs beide zijden van het jacht zodra dit in beweging komt. Die wrijvingsweerstand is bij een skûtsje relatief gering. Daar schuurt het water niet langs de zijkanten en de kiel van het onderwaterschip, maar langs de bodem, het vlak.
Dat oppervlak is bij de lengte van zo'n schip veel geringer dan bij een even lang scherp jacht. Een skûtsje glijdt daarom bij weinig wind gemakkelijker over het water dan een scherp jacht door het water gaat. Dat geldt alleen bij een ongeladen schip dat hoog op het water ligt en door de scheepsbouwer een snelle vorm van kop en kont heeft meegekregen. Kop en kont zijn bij zo'n schip 'geveegd'. Ze komen heel geleidelijk uit het water omhoog, je kunt nauwelijks zien waar de romp het water raakt. Het schip steekt leeg nog geen halve meter diep en glijdt daarom zonder golven te veroorzaken gemakkelijk over het water. Bij de skûtsjes die met vracht voeren, gold dit natuurlijk alleen als ze leeg zeilden. Geladen heeft zo'n schip een heel andere weerstand. Dan ligt het niet boven op het water. Dan glijdt dat niet onder het schip door, maar duwt het schip het water met de stompe kop voor zich uit. Die boeggolf betekent een golfweerstand, een weerstand van het water zelf dat niet spontaan wil wijken voor het schip dat er doorheen wil. Voor zo'n diepliggend skûtsje is het zinloos om snel te varen. Het genereert te veel weerstand in het water door de stompe vorm waardoor het water opgestuwd wordt. Diep in het water is het schip helemaal niet gestroomlijnd. Snel is zo'n scheepje daarom alleen als het leeg en licht boven op het water ligt en ook nog eens zeilt op binnenwater zonder hoge golven. De skûtsjeschippers van weleer deden ook geen wedstrijd als ze hun lading wegbrachten, maar probeerden na het lossen van de lading met een leeg schip zo snel mogelijk terug te zeilen naar de terp om een nieuwe lading terpaarde te bemachtigen. En in het slappe zomerseizoen moest er natuurlijk geld verdiend worden door deel te nemen aan 'hardzeildagen' die georganiseerd werden door plaatselijke kasteleins tijdens dorpsfeesten. Die laatste traditie van wedstrijden voor vrachtscheepjes dreigde na de Tweede Wereldoorlog geheel te verdwijnen, maar is door particulier initiatief van enkele schippers als Lodewijk Meeter uit Leeuwarden tot een nieuwe traditie uitgegroeid waar de provincie Friesland de laatste decennia landelijk bekend mee is geworden.
