Te optimistisch
18 mei 2021

In de jaren zestig nam de welvaart voor veel burgers toe en de belangstelling voor watersport groeide mee. De traditionele platbodemjachten werden onverwacht ongekend populair, waarbij zeker de zeeschouw het goed deed. Zeeschouwen zijn rond 1900 ontworpen en gebouwd voor de Zuiderzeevisserij. Eerst van hout, bij Wierda in De Lemmer. Later op meer plaatsen vooral van staal. In de jaren zestig dus als jacht en voorzien van een kajuit. Die naam 'zeeschouw' die beloofde wat. Zo'n schip was dus zeewaardig, zo werd door velen gedacht. Anders dan de halfopen vissersschouwen was zo'n jacht ook nog eens voorzien van een kajuit en had het een 'zelflozende' kuip, dus wat kon je gebeuren? Bovenstaande foto maakte ik in 1971 toen een zeeschouw met kennelijk een probleem de vissershaven van Stavoren in werd gesleept door schipper Van Dijk van de kotter ST 10. Er stond een matige wind, dus prima zeilweer, maar helaas dreigde de schouw te zinken. Hoe was dat mogelijk? De reden was simpel. Die 'zelflozende' kuip was niet onder alle omstandigheden zelflozend. Veel platbodems met zelflozende kuipen hebben dit probleem. De kuip is ruim en ligt relatief laag. Om een zelflozende kuip te kunnen hebben, moet de kuipvloer tenminste 10 centimeter boven de waterspiegel liggen, zo werd in die tijd wel gesteld. En inderdaad voldoet dat, zolang het schip stil in de haven ligt.
Die kuipen van platbodems zijn ook niet echt waterdicht zoals in die tijd bij zeewaardige Engelse jachten, met hun hoogliggende smalle kuipjes en een brugdek tussen kuip en kajuitingang. Nee, platbodemjachten zijn gezellig en comfortabel, met een ruime kuip en een gemakkelijke toegang tot de kajuit. Die zelflozende kuip is echter bedoeld om stilliggende het regenwater af te voeren en niet om zeilende hoge golven en bakken buiswater buiten het schip te houden. De kuipbanken zijn niet waterdicht uitgevoerd, alleen met U-goten om regenwater rechtop liggende af te voeren naar de kuipvloer. De kuipvloer zelf ligt meestal ook te laag en is bovendien te breed om te voorkomen dat onder helling zeilende door de golven het water door de loospijpen spontaan in de kuip komt in plaats van de kuip te verlaten. Deze schepen hebben onder omstandigheden zelfvullende kuipen! De bemanning hoeft dat niet eens direct door te hebben. Die heeft de handen vol met het zeilen onder wat zwaardere omstandigheden en merkt niet dat het 'beetje' water op de kuipvloer bij het motorluik gewoon naar binnen stroomt. Deze schouw had het geluk dat de motorruimte met een waterdicht schot gescheiden was van de kajuit, maar uiteindelijk zou dat het schip niet redden. Als het schip ongemerkt 'vol' stroomt met water is immers de stabiliteit verdwenen. Eigenlijk is de bemanning het slachtoffer geworden van beeldvorming. Van het optimistische beeld dat zo'n schip echt zeewaardig is, eenvoudig omdat het een 'zeeschouw' heet te zijn die op zee in haar element is. De jaren zestig waren ook voor al die plassenzeilers die voor het eerst het wat ruimere water opzochten een leertijd. Ook met zeeschouwen zijn met succes tochten gemaakt naar de Oostzee. Die schepen kunnen wel wat hebben, maar de schipper moet zowel het schip en de bemanning daar wel op hebben voorbereid.
