Tsjoelebartjesluis
1 maart 2022

Je hebt cultureel erfgoed, maritiem erfgoed en ook waterschapserfgoed. Tot dat laatste behoort onder meer de Tsjoelebartjeschutsluis ten zuiden van Gorredijk. Op de foto uit 1930 wordt die gebouwd onder verantwoordelijkheid van het waterschap De Schoterlandse Compagnonsvaart. Op zich natuurlijk niets bijzonders. Een standaardsluis waar twee skûtsjes tegelijk in geschut kunnen worden. Het eerste vaart de sluiskolk in en legt vast aan de stuurboordzijde. Het tweede heeft alle ruimte aan de bakboordszijde. Bij het verlaten van de sluis heeft het eerste skûtsje alle ruimte om rechtuit de sluis te verlaten, terwijl het tweede skûtsje eerst naar stuurboord moet en dan pas door de sluisopening kan. Het wonderbaarlijke van deze sluis is niet alleen de fraaie naam, maar ook het tijdstip dat hij gebouwd is. In het begin van de 17e eeuw werd vanuit Heerenveen begonnen met de veenderij naar het oosten. Rijke grootgrondbezitters hadden de concessie van de Provincie gekregen om over de grens tussen de gemeenten Schoterland en Aengwirden een vaart te laten graven naar de hoogveengebieden oostelijk van Heerenveen. Die vaart werd de Schoterlandse Compagnonsvaart genoemd.
Vanuit Gorredijk werd vanaf 1630 ietsje noordelijker door een andere compagnie van vermogende grondbezitters ook een vaart aangelegd, de Opsterlandse Compagnonsvaart, die al spoedig de Schoterlandse vaart verrassend dicht naderde. Beide compagnieën hadden echter niets met elkaar te maken en werkten dus niet samen en ook de twee betrokken waterschappen waren autonoom en vonden het niet nodig samen te werken. Friesland kende meer dan 1000 kleine waterschappen en ieder zorgde voor zich. Dat de vaarten primair aangelegd werden om het water uit het hoogveen af te voeren, wat de taak van het waterschap direct raakte en pas in tweede instantie een handige manier was om de gewonnen turf met schepen te transporteren, maakte geen verschil. De compagnieën verdienden hun geld met het exploiteren van de vaart. Zij hieven brug- en sluisgelden van de turfschippers. De veenbazen lieten het veen afgraven en exploiteerden de turf. De compagnieën wilden dus niet samenwerken, want hun verdienmodel was de vaart. Een neutrale toeschouwer zou zich afvragen of het niet handig zou zijn die twee vaarten die elkaar bijna raakten, met elkaar te verbinden. Dat zou zowel voor de waterbeheersing als voor de snelle transport van de turf een verbetering zijn. Particuliere belangen maakten dit echter onmogelijk. Pas toen de veenderij voltooid was, toen rond het jaar 1900 de meeste Friese turf afgegraven was, werd het mogelijk wat breder te kijken. De compagnieën hadden geen belang meer. Die onderhielden ook niet langer de vaarten. De waterschappen werden geleidelijk aan samengevoegd om meer samenhang en samenwerking te krijgen in het waterbeheer. Die hadden dus belang bij een samenhangende aanpak over een wat groter gebied. In 1924 werd het waterschap De Schoterlandse Compagnonsvaart opgericht. Dat waterschap zorgde in samenwerking met het waterschap de Opsterlandse Compagnonsvaart voor een verbinding tussen de Opsterlandse vaart en de Schoterlandse. In 1930 werd die verbinding voltooid met een schutsluis vlak bij Jubbega, de Tsjoelebartjesluis, vanwege het niveauverschil tussen beide vaarten. Het duurde tot 1959 voordat beide waterschappen opgingen in één waterschap. De fraaie sluis is niet veel gebruikt. Er kwamen geen schepen meer door de vaarten. Op dit moment ligt over de waterverbinding geen brug meer, maar een dam met een duiker. De sluis naast de dam is grotendeel bewaard gebleven. De deuren zijn verwijderd, maar de sluiskolk is behouden en geldt nu als waterschapserfgoed. Erfgoed, om ons te herinneren aan de moeizame ontwikkeling van duizenden waterschapjes die pas heel recent omgevormde zijn tot moderne organisaties voor waterbeheersing. Ze heten zelfs democratisch te zijn, maar dat is onzin. Door de eeuwen heen dienden ze de belangen van de grondbezitters.
