Veenkoloniale politiek

27 januari 2020

Gasselternijveen is de eerste veenkolonie in Noordoost Drenthe die gesticht werd voor de winning van turf. De start werd gemaakt in 1662 maar het zou nog meer dan honderd jaren duren voordat de Drentse veenkoloniën echt tot bloei kwamen. Het probleem was de afvoer van de turf. Dat ging met pramen, maar de Drentse activiteiten werden vanuit de stad Groningen met argusogen bekeken. Het gilde van Schuitenschuivers had in Groningen een monopolie bij het vervoer en de verkoop van turf. Het Groningse veen was vrijwel afgegraven, dus werden de Drentse activiteiten gezien als bedreiging van de belangen van het Schuitenschuiversgilde. De stad Groningen steunde het gilde, want Groningen had veel voordeel bij de turfhandel en de tolrechten. De turf uit Drenthe moest daarom beslist via de Groningse kanalen afgevoerd worden, vonden de Groningers. Om dat voor elkaar te krijgen, werd in 1762 in het geheim besloten een kanaal te graven van Groningen vlak langs de grens met Drenthe tot aan Ter Apel. In 1765 werd begonnen met graven. Met de hand. Ieder jaar een stukje van goed 200 meter. 

In 1856 was het Stadskanaal gereed. Er was aldoende een voldongen feit gecreëerd. Langs het Drentse veengebied liep nu een breed kanaal dat rechtstreeks naar de stad Groningen leidde. Het Stadskanaal. De Drenten konden weinig anders dan hun vaarwegen, de 'monden' (Valthermond, Gasselternijveenschemond etc.), uit te laten komen op dat Stadskanaal van Groningen. Uiteindelijk moest de stad Groningen echter de rekening van de vervening in Drenthe betalen en wel via de door vervening veranderde waterbeheersing. Veen is als een spons en kan veel water opvangen. Door veen af te graven, wordt het regenwater niet langer vastgehouden, maar stroomt het direct van het hooggelegen Drenthe naar het veel lagere Groningen, via de riviertjes de Hunze en de Drentse Aa. In iedere periode van veel regen en vooral bij harde noordwestenwind overstroomde dankzij de Drentse veenkoloniën het lage land om Groningen en was ook de stad zelf niet meer veilig. Heel recent, in 1995, bleken deze riviertjes zo enthousiast het Drentse water naar de stad Groningen te brengen, dat het pas gebouwde Groningermuseum dat aangelegd was in de zwaaikom van het Verbindingskanaal aan de zuidkant van de stad, bedreigd werd door het water. Dat Verbindingskanaal bij het Centraal Station verbindt de Hunze met de Drentse Aa. Bij regen brengen die twee riviertjes flink wat water samen. Dit museum herbergt natuurlijk kunst, maar is vooral zelf een kunstwerk dat bijvoorbeeld boogvormige ramen heeft die vlak boven het wateroppervlak beginnen. Door de sterke stijging van het water in 1995 dreigde dit via de onderdorpels van de lage ramen het museum binnen te stromen. Gelukkig stond er geen harde noordelijke wind waardoor het gevaar afgewend kon worden door snel via het Eemskanaal water te spuien toen het eb werd op de Waddenzee.

 


 

Terug naar vorige pagina