Vissen op ondiep water

25 september 2019

De zuidoosthoek van de Zuiderzee, rond het Kampereiland, was zoet en ondiep. Zoet door de rivieren de Vecht en de IJssel die daar uitmondden in de zee. De zoute vloedstroom van de Noordzee ging door de zeegaten de Zuiderzee in, langs de Friese kust en kwam in de zuidelijke kom tot stilstand. Het getijdeverschil was bij Stavoren nog 70 centimeter, maar bij Amsterdam slechts tien. In de zuidoosthoek van Elburg, Kampen, Genemuiden, Vollenhove tot Kuinre, waar meerdere rivieren in de Zuiderzee uitmondden, was het water te zoet voor zoutwatervissen als de Zuiderzeeharing en de ansjovis. In die hoek konden wel de aal, de bot, de spiering, de zalm en de steur worden gevangen, die immers zowel gedijen in zoet als in zout water. Kampen stond in de middeleeuwen bekend om de steurvangst. De steuren werden toen wel meer dan drie meter lang en werden gevangen als lekkernij voor de adel in de regio, die natuurlijk ook gesteld was op het kuit van deze vis, de kaviaar. De laatste steur werd bij Kampen in het jaar 1821 gevangen. Op de foto een visser die rond 1930 fuiken uitzet op het ondiepe water met biezen langs de kust van het Kampereiland.

Veel zeilpunters hadden net als deze slechts één zijzwaard. Uit kosten overwegingen. Waarschijnlijk voeren ze vooral bezeilde koersen en hoefden ze slechts zelden overstag. Op dit water konden de punters bij tegenwind immers ook geroeid of geboomd worden. In het licht van de huidige discussie over het klimaat en het milieu, leefden en werkten deze vissers uitermate duurzaam, alleen willen wij niet graag terug naar het welvaartsniveau van die jaren.

 


 

Terug naar vorige pagina