Water peilen

4 april 2022

De Zuiderzee was voor de wat grotere handelsschepen een gevaarlijke vaarroute, vanwege de vele ondiepten en de wisselende waterstanden. Reeds vanaf het jaar 1700 deed men daarom vanuit Amsterdam aan het peilen van de waterhoogten en werd het beroemd geworden Amsterdams Peil als norm genomen voor het beoordelen van andere waterhoogten. In de 19e eeuw werden de metingen onder invloed van het Frans bewind verder verbeterd en onder centraal toezicht gebracht. Aan het einde van die eeuw bleken er onnauwkeurigheden te zijn ontstaan bij meting volgens Amsterdams Peil en werd een nieuwe referentiewaarde afgesproken: het Normaal Amsterdams Peil (NAP). Het duurde echter enige tijd voordat overal rond de Zuiderzee de waterhoogten gemeten werden volgens het NAP. De Schokkers waren in 1859 door de rijksoverheid gedwongen hun eiland te verlaten, na eerst hun woningen te hebben afgebroken, opdat zij niet zouden besluiten terug te keren. Omdat het eilandje niet wegzonk in de zee, maar gewoon bleef liggen, werden er enige rijksambtenaren gehuisvest in nieuwe, stenen gebouwen om toezicht te houden bij de haven van Emmeloord, waterpeilingen te verrichten en voor de lichten te zorgen op Emmeloord en de Zuidpunt (op de foto). 

De lichtwachter voor de Zuidpunt had het veel moeilijker dan de havenmeesters bij Emmeloord, dat hoger lag en waar meer aanloop was van vissers die in de vluchthaven kwamen. Het was daarom in 1876 een opluchting voor de lichtwachter op het Zuid dat daar een 'zelfregistrerende peilschaal' werd geplaatst in een stenen huisje van hetzelfde type als in andere Zuiderzeehavens. Net als bij een barograaf de luchtdruk op een draaiende rol wordt afgetekend, werd bij dit apparaat automatisch het waterpeil opgetekend. Een vlotter in een buis in het water die verbonden was met een schrijver op de papierrol in het huisje en legde het waterpeil in fraaie grafieken vast. Helaas niet zonder problemen. De verbinding van de schrijver met de drijver bleek kwetsbaar te zijn. De papierrol moest iedere drie dagen vernieuwd worden. Het licht dat aanvankelijk iedere avond aangestoken moest worden, werd in de 20e eeuw voorzien van elektrische lampen die op afstand werden bediend. De lichtwachter hoefde daarmee niet langer te werken naast zijn lichtopstand, maar kon veilig in zijn woning, de pastorie van de kerk op Middelbuurt, zijn werk blijven doen. Tijdens een zware storm kon het echter spannend worden. Bij vloed steeg het water dan meer dan twee meter boven NAP. De lichtwachter Jan Verschuur op de Zuidpunt belde eens ongerust zijn collega Harm Smit op het noordelijke Emmeloord. Hoewel die zelf al met de laarzen in het water stond, stelde hij Verschuur gerust. Het kwam wel goed. En zo was het. Het blijft immers nooit eeuwig vloed, zelfs niet bij storm.

 


 

Terug naar vorige pagina Terug naar overzicht