Water wegen?

29 juni 2019

De Zuiderzee werd weliswaar een zee genoemd, maar was niet overal even zout. Vooral de zuidoosthoek van de Kom was brak tot bijna zoet door de rivieren en beken die daar op de zee uitkwamen. De Tjonger, de Linde, de Vecht, de IJssel en de Eem. Dat was te zien aan de oevers. In het noorden van het Friese Bekken waren die kaal en onbegroeid. De palenrijen voor de dijk grauw uitgebleekt van het zout. Bij de Overijsselse kust was de oever echter fris groen. Dat zoutverschil had natuurlijk invloed op de visstand. De echte zoutwatervissen kwamen niet in de zuidoosthoek. De vissers konden daar eigenlijk geen haring en ansjovis vangen. De Lemster vissers trokken daarom naar het Friese Bekken, ten noorden van de lijn Vrouwenzand - Enkhuizen. In 1905 kwam Dr. M. Dekhuyzen van de universiteit van Utrecht met wetenschappelijke bevindingen over deze kwestie. Het zoute zeewater zou een osmotische druk uitoefenen op de huid van de vissen. Zoetwatervissen hebben minder zout in hun bloed en houden daarom door dat drukverschil niet van zout water, terwijl zoutwatervissen met hun zoutere bloed deze osmotische druk juist nodig hebben.

Het eiland Urk lag ongeveer op de grens van het zoute en het zoete water. De dagelijkse vloedstroom met zoutwater ging langs de Friese kust naar Urk en boog dan naar Amsterdam. Bij Urk variëerde het zoutgehalte van de zee tussen 0.8 en 2.0 %. Dat is water waar geen vis aardigheid in heeft. Het voor de visserij gunstigste percentage zou 1.36 % zout zijn. Dat zou overeenkomen met het percentage zout in het vissenbloed van zoutwatervissen en juist dat percentage werd op de Zuiderzee vooral gevonden bij Enkhuizen, waar inderdaad met veel succes vis werd gevangen. Voor vishandelaar/hangbaas Poppe de Rook uit Lemmer was het daarmee wel duidelijk. Zijn beleid was, dat vissers niet moest wachten of de vis bij hen kwam, maar dat zij actief naar de vis toe moesten gaan. Lemster vissers moesten daarom weten hoe zout het water was. Dat konden ze vaststellen door het water te wegen. Eén liter ideaal viswater woog niet duizend gram, maar met 13.6 gram zout samen 1013.6 gram. Bij tien liter water was dat tien kilo en nog eens 136 gram. Poppe de Rook gaf zijn vissers daarom het advies mee het water eerst te wegen voordat zij de netten uitzetten. In de praktijk was dat wegen van het water natuurlijk behoorlijk onhandig. Een meer praktische benadering ging als volgt: als een aardappel in een puts zeewater direct zonk, was het water duidelijk te zoet. Als hij wat bleef drijven, was het zoutgehalte akkoord.

 


 

Terug naar vorige pagina