Wie redt wie?
30 oktober 2020

In de 19e eeuw was de stad Groningen nog een zeehaven. De zeeschepen voeren langs Oostmahorn naar Zoutkamp aan de Lauwerszee. Ondiep water waar het bij noordelijke wind behoorlijk kon spoken. Behalve het wachtschip van de Douane, waar schepen in- en uitgeklaard werden, was er ook een vaste reddingpost bij Moddergat vanwege de vele scheepsrampen. In 1925 werd besloten de nieuwe motorreddingboot 'Insulinde' bij Oostmahorn te stationeren. Mees Toxopeus werd er de schipper voor de N.Z.H.R.M.. Die had moeite voldoende ervaren zeelieden te vinden in het gehucht Oostmahorn. De eerste opstappers waren boerenknechten die bij de eerste tocht zeeziek werden. Het werkterrein voor de 'Insulinde' verlegde zich in de loop der jaren naar de Noordzee (Foto: Cees van der Meulen). Oostmahorn was natuurlijk niet een ideaal station om snel de Noordzee te bereiken. In 1950 ging Mees Toxopeus met pensioen en zijn broer Klaas volgde hem op. Klaas ging pas in 1964 met pensioen en is bekend geworden door zijn voordrachten en zijn boeken. De Insulinde werd dat jaar vervangen door de Gebroeders Luden die op dit moment nog als museumschip in Lauwersoog te bewonderen is. De tijden veranderden, ook bij de zeevaart. De rol van de KNRM veranderde mee. De fraaie reddingboten als de Carlot van Terschelling, de Insulinde en de Gebroeders Luden waren gemaakt voor reddingen op zee als vissersschepen of vrachtschepen daar tijdens storm in de problemen raakten. Dat werk nam af naarmate de schepen groter en zeewaardiger werden.
Wat voor de reddingsmaatschappij spectaculair toenam, was het verlenen van hulp aan watersporters. De zware schepen die zoveel naam hadden gemaakt, werden in vrij korte tijd vervangen door veel lichtere reddingboten die wel veel sneller konden varen. Het halfjaarlijkse verslag van activiteiten, weergegeven in 'De Reddingboot' kreeg een nieuwe opzet. Geen korte, stoere verslagen meer van de schippers zelf, maar vlot leesbare verhaaltjes voor een breed publiek. De KNRM werd actiever dan ooit tevoren, want met al die onervaren watersporters op het iets ruimere water en langs de kust was er altijd werk. Maar wel werk dat eigenlijk niet meer te vergelijken is met het reddingswerk tot halverwege de zestiger jaren. Je zou kunnen zeggen, dat de watersport de reddingsmaatschappij van de ondergang heeft gered, want zonder watersporters is het eigenlijk niet mogelijk zo'n grote en dure organisatie langs de kusten paraat te houden.
