Winter in Friesland

10 december 2020

Het Lage Midden van Friesland, waarmee de strook van meren wordt aangeduid die van zuidwest naar noordoost (of omgekeerd) door de provincie loopt, deed in het verleden zijn naam eer aan. Tot 1966, het jaar dat het Hooglandgemaal bij Stavoren in gebruik werd genomen, was het heel gebruikelijk dat dit gebied in de winter last had van te veel water en in de zomer van te weinig. Bovenstaande foto maakte de huisarts Hubert Adriaan Veltman in 1910. Deze fotograferende huisarts woonde in Nijehaske aan de Heerenwal, een locatie die sinds 1934 tot de dat jaar opgerichte gemeente Heerenveen is gaan behoren. Regelmatig trok hij erop uit om foto's te maken in de provincie. In 1910 stond het Lage Midden weer eens goed onder water. Dat was in die jaren onder bepaalde omstandigheden niet te voorkomen. Als het veel geregend had, moest er eigenlijk binnenwater gespuid worden op de Zuiderzee, maar dat was bij aanhoudende zuidwestenwind onmogelijk. Ook bij eb stond het zeewater langs de kust door opwaaiing hoog, terwijl het binnenwater door afwaaiing juist laag stond. Dat water werd naar het midden en het noordoosten van Friesland geblazen, waar het zorgde voor overstromingen die duurden tot er een situatie optrad dat het zeewater weer lager kwam te staan dan het binnenwater. Dus bijvoorbeeld bij oostenwind. Dan gingen de vele spuisluizen langs de kust open en vloog het water zo snel naar buiten, dat de scheepvaart in de hele provincie merkte op stromend water te varen. Bij zeer hoog water was het voor de schippers lastig varen. Het land was overstroomd, overal zag je water, maar je moest wel in het vaarwater blijven, anders kon je ergens midden op een weiland aan de grond lopen.

Tijdens droge zomers gebeurde het omgekeerde. Dan kwam het water in Friesland extreem laag te staan, waardoor scheepvaart in ondiepe vaarten onmogelijk werd. In het oosten, op de iets hogere gedeelten, ontstond dan een drinkwaterprobleem net als vlak langs de Zuiderzeekust. Langs de kust was natuurlijk wel water, maar dat was zout en niet te drinken. Dat zeewater kon ook eigenlijk niet bij vloed binnengelaten worden, het verpestte het land van de boeren, maar in noodsituaties werd dat wel eens gedaan. Brak water was altijd nog beter dan helemaal geen water. Die slechte waterbeheersing duurde tot 1966. Tijdens de winter van 1965 / 1966 waren er nog ernstige overstromingen, maar daarna werd het mogelijk met het nieuwe elektrische gemaal in Stavoren het te veel aan water naar buiten te pompen. Tot dat moment was alleen het stoomgemaal bij Tacozijl (uit 1920) in staat water naar buiten te pompen en dat had te weinig capaciteit om overstromingen te voorkomen. In Stavoren hadden ze op dat moment natuurlijk nog geen ervaring met het Hooglandgemaal. Toen ik tijdens de herfststorm van 1967 in Stavoren verbleef, merkten de bewoners wat spuien voor hen betekende. Het gemaal zoog in eerste instantie alle water bij Stavoren weg. De woonarkjes lagen scheef op de drooggevallen bodem van de stadsgracht. De leggers van aalvissers met de voorraad palingen die aan de Schans lagen, hingen scheef langs de bijna droge gracht. Alle schepen stonden droog en hingen aan hun landvasten. Tot aan de Fluessen was het spuien merkbaar door opvallend laag water. Het wegwaaien van het boezemwater werd immers tegengegaan door het al lage niveau aan de kant waar de wind het water wegblies, nog verder te verlagen. Het voordeel van een betere waterbeheersing in het Lage Midden betekende dus het laten droogvallen van het water rond Stavoren, wat natuurlijk geen evenwichtige 'waterbeheersing' kon worden genoemd. Dat probleem is later ondervangen door het water uit de meren via een veel breder en dieper 'stroomkanaal' naar het gemaal te leiden.

 


 

Terug naar vorige pagina