Zeilen zonder motor
28 januari 2021

In de zestiger jaren was het nog helemaal niet vreemd als ook wat grotere zeiljachten niet voorzien waren van een hulpmotor. Voor veel zeilers was dat tot die tijd zelfs een principekwestie. Of je koos voor een motorboot, of je ging zeilen. Als er geen wind was, wel dan bleef je liggen of je ging bomen om thuis te komen, zoals bij de tjotter op de foto. Vlak na de oorlog kwam de 5e druk uit van 'De Zeilsport' van H.C.A. van Kampen. In dat standaardwerk schreef de nog jonge ir. J. Loeff over de hulpmotor. Hij adviseerde zeilers om bij de bouw van een nieuw jacht maar vast rekening te houden met de mogelijkheid eens een hulpmotor in te bouwen, ook al voelt hij daar op dit moment nog weinig voor. Een prettig ding aan boord is een motor (volgens Loeff) nooit. Voor kleinere boten, die vooral voor dagzeilen worden gebruikt, zou de buitenboordmotor volgens hem daarom een uitkomst zijn. Die kan je immers "met benzinetank en al" thuislaten als er wel voldoende wind staat. Zo'n buitenboordmotor is immers vreselijk ontsierend op een schip, zeker bij de meeste platbodemjachtjes die door hun vorm minder geschikt zijn om eenvoudig een bu.b. motor aan te hangen. Ook grote platbodemjachten als Lemsteraken die op de Zuiderzee voeren, waren aanvankelijk voorzien van heel lichte hulpmotoren, waarmee de schipper bij windstilte thuis kon komen, maar die niet in staat waren om deze zware schepen bij wat meer wind tegen de golven in te laten varen. Dan kon er immers gezeild worden!
Na de zestiger jaren is die discussie als sneeuw voor de zon verdwenen. Het werd druk op het water. Het werd dringen bij bruggen en sluizen. Onervaren motorbootvaarders hadden geen idee van wat een zeiler onder bepaalde omstandigheden gaat doen. Kortom, het werd eigenlijk onverantwoord om zonder betrouwbare motor aan boord te gaan zeilen. Zeiljachten zijn tegenwoordig allemaal voorzien van een motor, behalve de Lelyvletten van de scouting en vele polyvalken van zeilscholen, maar ook bij hen blijft sleephulp in de buurt. Dat slepen van zeilboten bij blakte en bij lange rakken met tegenwind was lange tijd heel gewoon. Motorjachten sleepten zeiljachtjes van hun vereniging naar de thuishaven. Op vakantie werden jachtjes zonder gemor gesleept op smalle kanalen met tegenwind en zelfs op de Zuiderzee werden grote jachten bij windstil weer of bij enige averij door vrachtschippers (tegen enige betaling) naar de haven gesleept. In de haven moest vervolgens geboomd worden. Dat was een kunst op zich. Een groot schip bomen is gemakkelijker dan een klein schip. Dat draait weg tijdens het afduwen met de boom en valt stil als de boom naar voren wordt gehaald. Bomen van een lang en zwaar schip is gemakkelijker. Dat blijft rechtuit varen als de bomer van voor naar achter door het gangboord loopt, duwend tegen de boom in de bodem. Ook houdt het vaart als de man met de boom door het gangboord weer naar voren gaat voor een nieuwe gang. Het bomen van de tjotter op de foto is echter lastig. De zeilen staan er echter bij en het is rustig op het water. Tegenwoordig heerst er meer ongeduld en vragen haastige watersporters zich af waarom die tjotter niet wat opschiet. Maar ja, dat is zeilen zonder motor. Een spel met de elementen en die bepalen uiteindelijk hoe de schipper vaart.
