Pag. 120-132 - Monografie 11 - Twee Friese spiegeljachten

In de tweede helft van de 17de eeuw nam het zeilen voor ontspanning een grote vlucht. Dat zal wel in verband gestaan hebben met de beëindiging van de 80-jarige oorlog. Er kwamen ruimere mogelijkheden voor luxe en vermaak 1). Voor het spelevaren werd doorgaans gebruik gemaakt van spiegeljachten. Dikwijls worden deze jachten beschouwd als een mengvorm van boeiers en statenjachten. Ze hadden de lijnen van een boeier, waren voorzien van boeierzwaarden en hadden ook een boeiertuig. Achter de mast bevonden zich evenals bij de boeier een roef en een stuurkuip, in Friesland 'bollestâl' genoemd. Achter de stuurkuip hadden de meeste jachten evenwel, in afwijking van boeiers, een paviljoen, zoals dat bij statenjachten voorkwam. De rechte spiegel was rijk met snijwerk voorzien en er bevonden zich ook glasruiten in als lichtscheppingen voor het inwendige van het paviljoen. Naar de vorm van het achterschip werd voor de vaartuigen naast de benaming spiegeljacht ook wel die van paviljoenjacht gebruikt.

Het spiegel of paviljoenjacht lijkt mij niet onmiddellijk uit boeier en statenjacht te zijn voortgekomen. Veel oude afbeeldingen laten zien, dat er nog een andere (en oudere) tussenvorm bestond: het jacht met wel een roef en een stuurkuip, maar zonder paviljoen. Het had een lage gesloten achterplecht, waarover het helm hout draaide. De plecht was wel toegankelijk door deurtjes, maar had geen lichtscheppingen. De spiegel was lager en eenvoudiger van vorm dan bij een paviljoenjacht, maar kon wel rijk met beeldhouwwerk versierd zijn. Dit type jacht is ongetwijfeld ontstaan uit het hekjacht, dat aan de hoge oplopende achterzijde een open, met snijwerk versierde, hekvormige afsluiting had.

pdf SSRP Monografie 11 - Twee Friese Spiegeljachten

Terug naar ovorige pagina