Botterikken met de BUL VD230 naar Chatham

Never spoil a fair wind, of met de Bul naar Engeland

Laatste zeilende Botter van Volendam overgedragen

In 1963 stond er in de Waterkampioen het volgende bericht:
De laatste zeilende Volendammer botter, de VD230, werd kortgeleden feestelijk overgedragen aan acht studenten, de „botterikken”‚ die dit schip in de vaart willen houden en het schip zodoende willen behoeden voor een roemloos einde. Dat is natuurlijk een vreugdevolle zaak en de studenten hebben van de overdracht dan ook een plezierige dag gemaakt. Een dochtertje van de vorige eigenaar wierp een fles champagne tegen de verweerde boeg en het Volendammer fanfarecorps Wilhelmina was zelfs present om de plechtigheid op te luisteren. Het schip werd De Bul - de bijnaam van één van de oude eigenaars - gedoopt. Onder deze naam zal het in het vervolg de oude Zuiderzee bevaren.

Het schip is ongeveer 70 jaar en was lange tijd in het bezit van de gebroeders Jan en Kees Schilder, die er tot voor enkele dagen voor de overdracht nog hun bedrijf mee uitoefenden. Dank zij het initiatief van de studenten zal deze laatste zeilende botter van Volendam dus bewaard blijven. Het schip zal voorlopig in Volendam zijn ligplaats houden. Jacques Huysser, later eigenaar van de Pluut 'ZS3 Almeri' schrijft daar over het volgende: "Vanaf begin 60-er jaren ging ik mee met Bunschoter vissers en in 1963 kocht ik samen met wat vrienden de laatste vissende kwak VD230 van "De Bul" te Volendam. In 1970 werd deze kwak na vele avontuurlijke tochten, zelfs een keer naar Chatham in Engeland, van de hand gedaan. Uiteindelijk werd deze tocht de Bul noodlottig: na behouden terug te zijn gekeerd in Maassluis, zonk zij op het Brielse meer, enkele jaren later."

Met Botters vissen op de Noordzee

Zondag 4 juni 1967 was een zwarte dag voor de Nederlandse zeezeilerij, de Bul koos zee te IJmuiden, met aan boord zeven maten. Het was niet de eerste botter en hopelijk ook niet de laatste, die zee koos, op weg naar Engeland. In de oorlog ging de HZ1, een kwak, ons voor. Hij stak over en kwam behouden aan, op weg naar een betere toekomst.
En honderden vissers voor ons zetten alles op het spel om op de Noordzee nog een boterham te verdienen met de kustvisserij, waarbij, zoals het Verslag Zeevisscherijen over 1898 vermeldt: "men voor het maken van een goede besomming veel verder uit de kust moet vissen dan vroeger. In dat jaar trokken nog tien Volendammers naar IJmuiden en wanneer de visch ver van de wal ligt, en dat is veelal het geval, moet men met een goede gelegenheid 7 á 8 uur uit de wal zeilen om op het vischterrein te komen; dit met een open vaartuig te doen, grenst aan het roekeloze. De voorzichtigen besommen f. 30.- per week, de stoutmoedigen die zich verder in zee wagen f. 50.- per week"

Kustvisserij

Tot ongeveer 1900 werd door Urk, Enkhuizen, Volendam, Huizen en Elburg de kustvisserij uitgeoefend. Zoals de wet van 1909 'houdende bepalingen ter voorkoming van scheepsrampen', de Schepenwet het stelt: "Hiervan zijn uitgezonderd o.a. onoverdekte vissersvaartuigen welke in de regel niet buiten het zicht van de Nederlandsche kust worden gebracht". Dit Artikel is gewijzigd bij de wet van 1912 met de toelichting: "In de loop der jaren hebben zich voortdurend moeilijkheden voorgedaan met de gedeeltelijk overdekte visschersvaartuigen. De oorspronkelijke bedoeling, de zuivere kustvisschersvaartuigen welke klein van stuk waren van de voorschriften der wet vrij te stellen, ging teloor doordat steeds grootere schepen onder de naam van kustvisschersvaartuigen in de vaart werden gebracht. In verband met de omstandigheden, dat meestal van visschen in het zicht van de Nederlandsche kust geen sprake meer is, en mede in verband niet de plaats gehad hebbende scheepsrampen, schijnt het aangewezen, uitsluitend de onoverdekte visschersvaartuigen te blijven uitzonderen"

Vloot van Volendam trekt zich na 1900 terug van de Noordzee

De vloot van Volendam bijvoorbeeld viste in ploegen, je had de Gouwe Vloot en de Wilde Kippen; zij vormden een vloot, onder aanvoering van een admiraal, de leider, en ook werd er bij toerbeurt een schip aangesteld om de vis aan de markt te brengen. Zo visten zij bij Terschelling op de Terschellinger Leg, dat is buiten de eilanden, met de beug op kabeljauw. Voor IJmuiden werd met de beug of de kor gevist, al naar het jaargetij. Ook Volendam trof verscheidene rampen buitengaats en heeft zich dan ook volkomen teruggetrokken van de Noordzee na 1900.
Alleen Urk handhaafde zich op zee, waarbij de voordelen van een hulpmotor zich deden gelden. De Urker Noord-zeevloot had zich in 1921 al bijna voor de helft gemechaniseerd, terwijl in 1931 vrijwel alle zeilbotters van de Noordzee waren verdwenen.

De Botter en zeewaardigheid

Een botter en een platbodem in het algemeen, heeft naast het grote voordeel van een geringe diepgang, tevens het nadeel, dat deze diepgang aan de zeewaardigheid afbreuk doet. Ze zijn voor de zee trouwens niet specifiek gebouwd en niet opgewassen tegen alle omstandigheden voor onze kust. Maar door juist beleid en voorzichtig zeemanschap kunnen zij prachtige en snelle reizen maken; Its not the ship, its the men in them, zoals Conrad zei. Zo'n tocht was onze tocht met de Bul, de VD230. Deze onderneming kenmerkte zich door weinig opmerkelijke dingen, een vlotte en voorspoedige overtocht met weinig tegenslag. Maar desalniettemin blijft zo'n tocht nog wel wat opmerkelijk.

Een club studenten koopt de VD230 en gaat varen

De Bul was een Kwak, hij rust nu in vrede, oud  en vermoeid na een werkzaam leven, en werd in 1963 als laatste vissende botter in Volendam feestelijk overgedragen  aan de Botteriken, een klub studenten uit Baarn, Amsterdam en Delft, die hiermede nog enige jaren feestelijk hoopten te varen. Helaas werd deze tocht de Bul noodlottig: na behouden terug te zijn gekeerd in Maassluis, zonk zij op het Brielse meer, enkele jaren later. En al hadden ze op Volendam al eens gezegd: - jelui, jelui benne gevaarlijke jonges , toen ze voor het eerst naar Texel waren gezeild, deze tocht ontnam ze zelfs de verbazing; Engeland da's zo ver weg helemaal aan de overkant. 

Het idee voor een tocht naar Engeland en de voorbereiding

Zo'n idee voor een tocht als deze begint meestal simpel, bij Hoppe of een ander lawaaierig kafee, om een beetje stoer te doen, om tegen je kennissen eens iets anders te vertellen of gewoon om de middelmaat eens te ontvluchten als die een gevangenis wordt. Er zijn genoeg liefhebbers voor een avontuurtje, totdat ze zien, of liever totdat ze niet zien wat er dan allemaal gedaan moet worden voor zo'n overtochtje. Even een over-zeilertje gekocht, maar dan: je moet toch wel even de helling op, het schip moet gebreeuwd, de motor nagekeken, een ander zeiltje in de mast, een goede kluiver mee, een extra anker met een kabeltje van 40 vaam, het lopende want vernieuwd, een nieuwe schoot hier en daar, en een ander zwaard gehaald bij Nieuwboer, want zonder stuurboordzwaard zeilt het zo slecht. We hebben het evenwel niet gebruikt, want als je met een Noorder koelte hier vertrekt, en met een ZW wind weer terug gaat, U ziet het, allemaal heel makkelijk.  De voorbereidingen begonnen en een week of twee voor het vertrek werd het ernst: als je dan merkt dat je niet meer terug kan en een charter aangaat met jezelf, blijkt pas goed wat je dan nog nodig hebt: Van Thijms, zwemvesten, reddingsboeien en een kompas, er waren er twee aan boord. Kaarten en pilots en stroomkaarten van Harri, nieuwe lampen, een kaartentafel van een oude keukendeur, passers van de Willem Barents, een leenvlot, beschikbaar gesteld door de R.F.D. Je sleept wat aan boord, en de kassier maar betalen. "Betalen, riep hij tegen iedereen, het kan maar oplopen zo alles bij elkaar".
De muziekinstrumenten kwamen aan boord, een tuba voor de geluidsseinen, een bel om de wacht te kooi te wekken, een heel oude transistor voor de weerberichten, een ukelyle, een stel jerrycans voor de drummer. Verder vlaggen. de nationale van drie bij zes werd uit een ouderlijk huis ontvreemd. We leenden een log, Walker Excelsior, een reserve accu, kijkers, een bivakmuts, klompen, waterdichte koffers voor de blazers, etc. De duvel en zijn ouwe moer gaan in een oude kwak.

De bemanning

De maten kwamen aan boord, want zoals dat hoort bij een contract van maatschap, zijn alle mede-eigenaren maten van elkaar. Voor deze tocht gingen er drie vreemde maten mee, en vier echte maten.
Hans als organisator, Frans de technicus, Franny de stemmingmaker, Kees als regulateur, Jan-Dirk als onbevangen outsider uit Hoppe, Huib als dwaallicht en Erik (Hoffman) als pseudo-schipper. Aldus uitgerust en vermomd konden wij uit Muiden vertrekken, nog gesterkt met een krat bier van Ome Ko, het bleek al gauw niet genoeg, die nog bezorgd vroeg of die tocht nu toch wel echt door moest gaan

Het vertrek

Na een trekkie van de Trio tot de Oranjesluizen, ging het via Amsterdam naar IJmuiden, waar de zaterdag besteed werd aan fourageren en het uitgebreid informeren naar de weerberichten en het bekijken van de weerkaarten. Daarbij werd ons verblijf in IJmuiden nog opgefleurd door bezoeken en raadgevingen van allerlei belangstellenden, die zeer geïnteresseerd ons het hart onder de riem staken. Alleen het sluispersoneel ontbrak het ten ene male aan waardering voor onze manouvreerbaarheid. Maar vaklui zagen onmiddellijk wat voor een vlees ze in de kuip hadden en informeerde naar het doel van de tocht, waarop wij met gepaste bescheidenheid antwoordden: "Engeland" waarop men informeerde of de bun er nog in zat; nou dan was het wel goed dan zat je beter dan op menig jacht wat hier zomers naar buiten gaat. Hei weerbericht was: een stabiel hoge drukgebied boven de Britse Eilanden zoals dat heet, en een overwegend matige N- tot NO wind 4 tot 6, later afnem.md 3 tot 4. Nou, dan mot het maar zeiden de maten en hadden niet veel trek.

Zeezeilen met een Botter

Zondags om zes uur 's ochtends ging het zeil in de mast en met de motor bij de pieren uit. Er stond een knobbelig zeetje daar voor IJmuiden, waar de Bul en zijn maten bijna niet van terug hadden, zo op de nuchtere magen, en dat gerommel in de bun stelde ons niet zo gerust, daar de bunkaren niet zo best meer waren, al dan niet goed voorzien op de helling, niemand wist het meer. Maar nadat de achtervloed weg was en het zeetje minder hol stond, wende het leven aan boord zeer snel. De grondzeeën van Jan Goos hebben we niet ontmoet, maar het werd er niet beter op zo plat voor de wind langs de kust, de gang was er aardig uit. Het zinde de grote kwakman dan ook niet zodat die voorstelde om maar meteen op kuilkoers te gaan liggen, lekker ruim aan de wind en niet de grote kluiver erbij, die kwam tot boven aan de top. Toen werd de navigatie serieus ter hand genomen. Met de boeken en de kaarten bij de hand, bleek het ons al spoedig waar Engeland moest liggen en dat heeft ons verder geen problemen meer bezorgd, alleen werd de schipper verweten dat hij zo vlug mogelijk uit de drie mijls zone wilde raken om zijn taxfree neutje te kunnen opdrinken, uiteraard waar! De Bul ging er prachtig overheen met de grote kluiver bij. Niets in de weg, zeiden de maten dan ook, en logden bij tijden 6 à 7 knoop.

Navigatie

's Avonds rond elf uur werd het lichtschip Noord Hinder verkend en de koers meer westelijk verlegd. Er bleek al wel dat je eerder te ruim stuurt dan te hoog, wat we haast moesten bezuren voor de Thamesmond, waar we nog een heel eind moesten opsteken en dat beviel de Bul niet zo best, een knobbelige zee en een windkrachtje of vijf. Het waren spannende uren maandagochtend, toen de schoten flink aan moesten om het lichtschip Kentish Knock aan te lopen. Toch zijn de ochtenden op zee altijd de mooisten. Je hebt echt het gevoel of er weer een nieuwe dag begint, en de dag is vol verwachting. En dan de lucht, en de geuren die je ruikt, en die zoveel verschillen van die in het onderkomen voorin. Want als je weer een nieuwe dag begint en het licht wordt, ga je je zintuigen weer gebruiken. Je kijkt eens om je heen en vindt het toch wel mooi een nieuwe dag. En dan het Columbus gevoel van iets te bereiken waar je nog nooit geweest bent, en dat op eigen kracht op een onbekende zee. Want voor mij was het iets totaal nieuws, een wereld die je niet kent en waar je je midden in hebt begeven.
Als je van het dek van een groot schip, van zo'n 20 meter hoog op de modderige golven kijkt die ons land belagen, voel je geen connecties met die wereld. Maar op een oude kwak is dat heel anders, die kraakt en steunt al naar de toestand van het hout, en het buitengebeuren in de vorm van zeewater bevindt zich ook binnen, bijvoorbeeld onder je kooi en meestal aan lij opgeslagen, waar het hozen maar weinig zichtbare verandering in brengt.

De aankomst

We kwamen evenwel gezond aan de overkant en met het rijke gevoel iets beleefd te hebben. Wat we in Chatham allemaal beleefden doet er niet toe, de verhalen hebben een lang leven en de tijd werd met gepast plezier doorgebracht zodat de verveling verre bleef. En zoals het echte zeevaarders betaamt, werd het schip weer gerepareerd voor de terugtocht. De bunkaren werden weer vastgezet op het strand bij Chatham, en mocht de Ruyter niet alleen met verbazing begroet zijn daar op de rivier; wij werden als Dutchmen with a ship that was holed, met gepaste verbazing bekeken, sommigen draaiden zich gegeneerd om bij het aanblik van de visbunnen, en zeiden: "That ship is purposed to float". Maar de Engelse sportiviteit overwint alles, en hun intense belangstelling voor natte verhalen en ingeboren understatement zijn het beleven waard.

De terugtocht

De terugtocht werd ons enige dagen verhinderd door een nog steeds hardnekkige NO wind. Ook werd de bemanning uitgedund door het gedwongen vertrek van drie maten naar het vaderland, met meer efficiëntere vervoersmiddelen. Maar na Harwich bereikt te hebben, was het voor dit laatste rak, met een goede ZW wind, een terugtocht zonder evenementen. Deze lofzang op de kwak mag wat magertjes lijken als hulde aan de maten, die zo nu en dan met de remsporen in de broek, er toch geen slechte bui van kregen. Ze waren als team niet te verbeteren en wat neb je dan meer nodig behalve een hechter schip?

Een tocht die je maar eenmaal maakt, helaas zo nuchter zijn we al geworden als gedresseerde bottervaarders in konvooi van Muiden naar Hoorn.

Erik Hoffman, pseudo-schipper


 

Reünie van De Bullen in Baarn 9 januari 1965


 

Waterkampioen juli 1967 nr1207 - Erik Hoffman, een man van de zee

Na de ervaring met de VD230 is Rik Hoffman charterschipper geworden en kocht de VD5 'Titaen', ook een Volendammeer Kwak. Later had hij de blauw-witte Deense kotter 'Grietje', waarmee hij net als met de 'Titaen', met betalende gasten voer. Kortom een legende op het water.

Gait L. Berk schrijft in de Waterkampioen: 
Het zijn wel vogels van diverse pluimage, die zich bezighouden met dit varen met toeristen. Er zijn echte visserslui onder, de laatsten die er nog met de botter op uit trekken om paling of snoekbaars te vangen; er zijn er onder, die visserman geweest zijn en nu 's zomers met de schuit nog een extraatje bijverdienen; dan heb je schilderachtige figuren, die hun hart aan het ruige leven hebben verpand en evenzeer met pek en teer vergroeid lijken als de schepen zelf; en tot slot heb je de houders van "plezierbotters" of botterjachten, die hun plezier alleen maar kunnen verkrijgen als hun schip af en toe ook iets van het geld opbrengt, dat nodig is om het te kunnen houden.

Erik en Loes Hoffman zijn op het oog een paar doodgewone mensen van deze tijd, niet anders dan anderen uit Bussum. Hun bijzonderheid blijkt pas als je ziet dat zulke mensen een kwak hebben, zo'n reus van een Volendammer botter, waaraan alles groot is en bonkig en sterk. En ouderwets. En deze mensen zijn gek op dit schip. "Het is de enige goede nog", zegt Erik, "de enige kwak die nog origineel is en zo moet hij blijven ook. Alleen, in het vooronder heb ik wat kooien getimmerd en een wc., dat moet wel voor de gasten. En de motor hebben we gehouden, natuurlijk, daar kun je haast niet buiten - die hadden de vissers voor de oorlog ook al - maar verder wil ik alles hebben zoals 't hoort, met open bun en al". 

pdf Waterkampioen juli 1967 nr1201 - Erik Hoffman een man van de zee

Terug naar vorige pagina