Anthonie Hoebeke uit Yerseke, kort eigenaar en schipper op de hengst 'Vrouwe Cornelia' YE199 in 1919

Zoals de meeste jongetjes uit die tijd moest Toontje al vroeg helpen de kost te verdienen, en als elfjarig jongetje begint hij te varen. Tot die tijd waren de Hoebeke`s altijd landarbeiders geweest, maar met Toon komt daar verandering in. Waarom? Misschien vanwege de familie van zijn moeder. Zijn opa van moederskant, Cornelis Pekaar, was schipper geweest, maar het is te betwijfelen dat hij nog voer toen Toontje 11 jaar was want toen moet deze opa al 72 jaar oud geweest zijn. Deze Pekaren waren al sinds 1600 vissers. Eerst in Bergen op Zoom maar sinds ca. 1800 in Yerseke.
Een andere doodeenvoudige reden kan geweest zijn dat er goed gebruik was voor ketelbinkies in de opkomende mossel- en oestervisserij in Yerseke. De keus, zoverre er sprake was van keus, was in ieder geval een goede, van zijn 11 de tot zijn 71-ste jaar, 60 jaar lang, is Toon op het water geweest. Hoe zijn eerste jaren aan boord van de oude zeilschepen waren weten we niet, maar het zal niet veel verschild hebben van het leven van andere scheepsmaatjes. Vroeg op, er uit met weer en wind. Kokkie en manusje van alles, hard werken en weinig centen. Maar het was een beroep dat hem beviel, en hem in het bloed zat. Als 18 jarige knul staat hij al als schipper genoteerd in zijn trouwakte.

Anthonie (Toon) Hoebeke
Geboren 23 oktober 1869 Wemeldinge
Overleden 21 april 1962 Yerseke
Toon (de Tobbe) Hoebeke
Op zijn oude dag
 

Van Toon wordt verteld dat hij in zijn jonge jaren wel een slokje lustte. Hij zal dus ongetwijfeld deel hebben genomen aan het nogal losbandige leven waar het Yerseke van die tijd bekend om stond. We komen Toon namelijk ook tegen in het register van de strafinrichtingen. Meerdere keren een of twee dagen in de cel voor kleine overtredingen van de schoolwet en de visserij- en baggerwet. Ook verstoring van openbare orde en openbare dronkenschap. Geld om de boetes te betalen zal er wel niet geweest zijn, dus kwam hij voor een paar dagen in de «nor» terecht. Zijn grootste straf zal Toon van 5 tot 15 Mei in 1904 uitgezeten hebben.
Onder het nummer 661  in het boek van strafinrichtingen lezen we het volgende: Anthonie Hoebeke. Schipper. Overtreding visscherij. Opgelegde straf , 2 x 5dagen. Ouderdom 33 jaar. Gedrag in gesticht, goed. Een aardige bijkomstigheid is een beschrijving van hem. Lengte 1,666 meter. Haar; bruin. Voorhoofd: laag. Ogen: bruin. Neus:; groot. Kin: rond. Baard: knevel. Kleur: gezond.
Ook heeft Toon volgens zijn kleinzonen Kees en Ton Hoebeke meerdere malen getuigenis gegeven dat hij door het leger des Heils van een zondig leven is gered. Hij krijgt in 1891 een bewijs van goed gedrag, ondertekend door de burgermeester en getuigen Cornelis van der Endt (oesterweker) en Dingenis van Stee (huurkoetsier). Dat hij vrijwel heel zijn leven als een goede en betrouwbare schipper bekend heeft gestaan, pleitte ook voor hem, ondanks dat hij het niet al te nauw nam met wetten en regels en in zijn tijd een flinke borrel lustte.

Toon Hoebeke als schipper

Volgens familieverhalen was hij altijd schipper voor anderen. Maar in het scheepsregister van Yerseke vinden we de volgende vaartuigen op de naam van A. Hoebeke.

YE199 Roeiboot ?  31 mei 1920 Yerseke
YE146  Hoogaars  14 april 1921 Yerseke
YE 96 Motorkorboot 1 jan 1923  
YE 45 Motorboot met .... 1923  

Uit het register van Zeeuwse vissersschepen periode 1911-1947 van P.J.Huybrecht:

  • YE146 Geertruida, Hoogaars. A Hoebeke brutto 48. netto. 22 m3 . Zeil. Mosselvangst, 20.04.1921 Op naam van A Hoebeke, 07.08.1923 uit de visserij.
  • YE199 Vrouwe Cornelia, Hengst. A Hoebeke brutto 45. netto 20 m3 Kromhout 20 oesters en mosselen. Voorheen P177 15.06.1912, 18.06.1919 Op naam van A Hoebeke, 20.08.1919 overgenomen door de Gebr. de Rooij

Het kan dus zijn dat Toon rond 1920 nog schipper op eigen schepen is geweest. Maar misschien stonden ze alleen in zijn naam. Maar het is vrij zeker dat hij op deze schepen gevaren heeft.
Veel zin in een eigen bedrijf had hij echter niet. Hij was schipper en kende de zee, zaken doen liet hij liever aan anderen over. Hij heeft van Marien Schede nog eens een eigen schip, een loodsje en 500 gulden aangeboden gekregen om zelf zijn eigen krukkelhandel op te zetten. Maar dat wilde Toon niet, want dan moest hij de klanten van Ko Pekaar af pikken.

Mosselen naar Gent

Marien, de oudste zoon, ging al heel jong (tussen 11 en 14 jaar) mee met zijn vader Toon varen op een hengst van De Rooij. Dan kreeg hij een pakje brood en een plak ontbijtkoek mee, maar vaak had hij dat al op voordat hij goed en wel aan boord was. Marien had ook aanleg voor varen. Hij werd ook snel een goede schipper en voer toen ook voor De Rooij met de YE107, een oude zeilboot met motor samen met Marien Servaas.
Ook de jongste zoon Kees kwam bij Toon aan boord als ketelbinkie in 1921 op de YE68, een hengst van Marien Scheel en de YE19, een hoogaars van Bol. Kees herinnerde zich dat ze nog op de zeilen voerden, met krukkels naar Gent. Zo`n tocht duurde anderhalve dag. Toon werd dan gehuurd door Ko Pekaar om 80 zakken met ieder 50 kilo krukkels naar Gent te vervoeren. Dat was `s maandags morgens erg vroeg op. Dan nog vlug een tonnetje 10 of 15 met mossels voor eigen rekening inkopen en aan boord sjouwen. Dan zo vlug mogelijk in Gent zien te komen. Duurde de reis te lang dan stierven de krukkels. Eerst moesten naar Wemeldingen om te schutten door de sluis. Dat duurde een uurtje met een goede wind. Dan door het lange kanaal. Bij slechte wind moest de boot getrokken worden. Soms door een boer met paard, of ze kregen een sleep van een stoomboot. Was dat niet mogelijk, dan moest Toon zelf trekken en dan Kees aan het roer. Bij Hansweert weer schutten om in de Westerschelde naar Terneuzen te varen. Dat was altijd oppassen want door de verschillen van eb en vloed konden de sluizen bij Terneuzen altijd maar 4 uur per dag open, 2 uur voor en na hoogwater. Dat was `s nachts vaak doorvaren op de Schelde om op tijd te zijn. Iets wat de jonge Kees niet op prijs stelde. Zijn commentaar; Heel de nacht door werken terwijl zelfs de boeren liggen te slapen, dat is niets voor mij. Na een half jaar had Kees het bekeken en werd mechanicus.
Veel lichtbakens en vuurtorens waren er niet, maar hier en daar waren tonnetjes als boeien om ondieptes en vaargeulen aan te geven. Toon wist altijd goed de weg, zelfs in het donker. In het kanaal van Terneuzen naar Gent was het ook vaak slepen als er geen goede wind was, soms kon je een sleep van een zeeboot krijgen, maar dat was niet ongevaarlijk. Ook waren er problemen met bruggen die kapot gesprongen waren tijdens de eerste wereldoorlog en die vervangen waren met bootjesbruggen. Dat gaf ook vertraging, funest bij warm weer. Twee keer is het gebeurt tijdens het varen van Kees, dat de last krukkels bedorven was en overboord moest. Een strop voor Ko Pekaar. De Belgische douane bij Sas van Gent waren altijd aardige mannetjes. Voor een maaltje mosselen had je ooit geen problemen met ze. Maar op de terug weg kon de Nederlandse douane soms lastig zijn.
In Gent moest Toon zelf met de kruiwagen de krukkels naar de vaste klanten van Ko Pekaar karren. En daarna zijn eigen mosselen aan de man zien te brengen. Op de kade waren er visvrouwen die krukkels en mossel opkochten om zelf verder te verkopen. De koopwaar werd waarschijnlijk vanuit de schepen de hogere kade op getild. Kees kon zich nog herinneren dat de vrouwen hun eigen methodes hadden om een goede handel af te dingen. Na een klus mossels of krukkels gekocht te hebben, was vaak de vraag nog een schepje toe, waarbij ze hun schorten en rokken extra hoog en ver voor zich uittilden om de mossels op te vangen. De mannen die beneden in de boot stonden en naar boven keken lieten zich dan meestal wel verleiden om er nog een extra schepje boven op te doen. Toon was een rustige en eerlijke man en hield niet van zaken doen, smokkelen en moeilijkheden met de douane. Maar een enkele keer na een tochtje met krukkels naar België waagde hij zo nu en dan een toch gokje. Een ladinkje kool voor de smederijen dat hij zelf verkocht kon wel 80 gulden opleveren. Daar hadden ze dan een heel goed weekloon aan. Tijdens de reis maakte Toon vaak zelf het eten, en kookte aardappels op het petroleumstelletje binnen, in het vooronder. Daar stond ook een klein kacheltje dat putje werd genoemd.

Mosselzaad van de Zuiderzee

Als schipper heeft Toon vele tochten naar de Zuiderzee gemaakt om mosselzaad te halen. zo`n tocht leverde hem 9 gulden in de week op. Tijdens die tochten liet hij soms het roer over aan de matroos als hij even een dutje moest doen. Hij kende de vaarwateren als zijn broekzak en had een goed oriënteringsvermogen. Werd hij wakker en stak hij het hoofd weer boven dek dan wist hij altijd gelijk waar ze waren zelfs al was het aardedonker. Hij heeft het nodige meegemaakt maar schijnt altijd rustig te zijn geweest en de juiste beslissingen te hebben genomen. Twee keer is er een mast overboord gegaan. Een keer de mast van de YE199 door een rukwind toen Toon ca 45 jaar oud was. Maar beide keren is het goed afgelopen.
De meest dramatische tocht was waarschijnlijk de allereerste tocht van de 'Nijverheid' naar de Zuiderzee. Het was een van de eerste scheepjes met een dieselmotor. Toon stond deze tocht aan het roer maar Stekete(?) was de baas aan boord. Op de Zuiderzee merkte Toon dat de 'Nijverheid; zich niet gedraagt zoals het hoort en stuurt de monteur van Kromhout, die ook aan boord was, om te gaan kijken wat er mis is. Die is zo terug en zegt dat alles in orde is. Maar als Toon zelf gaat kijken en achter het luik optilt, ontdekt hij dat het achterschip door een constructiefout zeer snel aan het vollopen is. Kort daarna zinkt de 'Nijverheid' in ondiep water. Het stuurhuis stak nog boven water. Er was maar een sloepje aan boord en daar moesten ze met zeven man in. Toon heeft toen twee uur lang heel voorzichtig moeten roeien in het overvolle sloepje. Plaats verwisselen ging niet want dan kantelden ze. Maar na twee uur bereikten ze de dijk.

In het Nieuws van de Dag, 25 november 1910 in de kleine courant, viel op pagina 17 dit berichtje te lezen
In het Nieuws van de Dag, 25 november 1910 in de kleine courant, viel op pagina 17 dit berichtje te lezen

Eerst liepen ze bij een boer aan, maar die moest niets van zeven natte onbekende kerels hebben. Die stuurde ze door naar een herberg dat toen een openbaar gebouw was en de plicht had drenkelingen te helpen. Een paar herberggasten zijn toen bericht wezen geven in het dorp waar ze later onderdak kregen. Later kon het schip nog gelicht worden, maar Toon moest wel een valse verklaring afgeven van de eigenaar Vermeulen. Als bekend werd dat het schip door een constructiefout gezonken was, had de verzekering niets uitbetaald. Maar vergoeding voor de bemanning was er niet bij. Toon moest zelfs nog om nieuwe laarzen gaan vragen bij de baas, omdat zijn oude laarzen met het schip ten onder waren gegaan.

Toon als schipper

Dat Toon een goede schipper was blijkt uit de volgende verhalen. De rijke oesterboeren zaten vaak bij elkaar zaken te bespreken. Van Harmelen had een nieuwe schipper nodig maar wilde dat niet laten weten. Tijdens een gesprek vroeg hij aan Mieras, wie zou jij als schipper nemen als je kon kiezen. Mieras zegt dat hij het liefst Toon Hoebeke als schipper zou willen hebben. Kort daarna kon Toon bij de Maatschappij "De Eendracht" van van Harmelen gaan werken ofschoon hij al 53 jaar was. Hier bleef hij tot zijn pensioen?
Een mossselboer wilde Toon graag als schipper hebben en bood hem een beter loon. Maar Toon kon niet zomaar bij zijn oude baas weg. Toen raadde de mosselboer hem gewoon aan om loonsverhoging te vragen. Maar het waren andere tijden als nu en hij kreeg als antwoord 'Hoe durf je er om te vragen!'. Maar Toon hield voet bij stuk en kon daarom zonder problemen ontslag nemen. (Was dit tijdens dezelfde overgang naar van Harmelen?)
Bij zijn schippercollega's was Toon niet altijd geliefd. Een keer moest hij een perceel schoonschrapen, dat volgens andere vissers al leeg gevist was. Toon haalde nog 60 banden oesters van dit perceel af. De andere schippers beschuldigden hem van overbevissen, maar de baas wist wel beter. Dat perceel was door de anderen niet goed leeg gevist.
Voor van Harmelen voer Toon ook nog op de 'Schelp' YE96, maar niet de oude uitgave op stoom, maar nadat deze verbouwd was met een dieselmotor en een nieuwe bovenbouw.
Tot zijn 71ste is Toon schipper geweest. Hij heeft een rustige oude dag gehad en is nog 92 geworden.

Een foto dat als schilderij bij een kleinkind aan de muur hing, waarschijnlijk omdat Opa Toon Hoebeke hier mogelijk aan het roer staat van de Hoogaars 'Jonge Neeltje' YE111. Dit scheepje stond op naam van I. Willemsen van 03.01.1912 tot 25.04.1941
Een foto dat als schilderij bij een kleinkind aan de muur hing, waarschijnlijk omdat Opa Toon Hoebeke hier mogelijk aan het roer staat van de Hoogaars 'Jonge Neeltje' YE111. Dit scheepje stond op naam van I. Willemsen van 03.01.1912 tot 25.04.1941

Dit is een gedeelte van het levensverhaal van Anthonie Hoebeke

Hij was een schipper die werkelijk zijn hele leven deelgenomen heeft aan de mossel en oester visserij in het Yerseke van 100 jaar geleden. Hij heeft waarschijnlijk op een aantal verschillende Hengsten, Hoogaarsen en andere typen schepen gevaren. Maar uit de documentatie die ik heb kunnen vinden, is het zeer waarschijnlijk dat hij schipper op de YE199 D'n Bruinen (ex-'Vrouwe Cornelia' is geweest. Van familieverhalen weten we dat zowel hij, als zijn zoon Marinus voor de Gebroeders de Rooij gevaren heeft.

Peter Hoebeke
Drøbak Noorwegen
December 2021

Mochten er nog er nog nieuwe gegevens of foto's opduiken van Athonie Hoebeke en de schepen waarop hij gevaren heeft dan houd ik mij aanbevolen. Ik ben te bereiken op peter.hoebeke@outlook.com.

Reactie op deze pagina
  • ?
  • (jpg,jpeg,bmp,tiff,zip,pdf,rar)
  • In ons Privacystatement kunt u nalezen hoe de SSRP met de op dit formulier verstrekte, privacygevoelige gegevens omgaat.

Terug naar overzicht